Nederland kent een lappendeken aan indooraccommodaties voor de sport, maar het ontbreekt aan een groot, nationaal indoorcentrum, met een capaciteit van 5 à 10.000 toeschouwers. Daar zouden sporten als atletiek, turnen, handbal, korfbal, judo, basketbal en volleybal hun topwedstrijden en -evenementen kunnen organiseren. Sjors Röttger (hij nam vorig jaar afscheid als algemeen directeur van het Nederlands Handbal Verbond), bond de kat de bel aan en lanceerde in 2018 daartoe een plan, dat echter weinig respons kreeg. Hoe wordt daar nu over gedacht? In deel 1 pleit Michel Everaert (Nevobo) voor een compacte 'blokkendoos' voor de klassieke zaalsporten.
De meeste indoorsporten trekken de laatste jaren steeds meer publieke belangstelling, en dat inspireerde handbaldirecteur Sjors Röttger in 2018 tot een pleidooi voor een ‘nationale zaalsporthal’ in het midden van het land, met een toeschouwerscapaciteit van 5 à 10.000, waar deze sporten hun topwedstrijden en evenementen kunnen organiseren.
Die accommodatie zou allereerst een topsportbestemming moeten krijgen, maar daarnaast, à la RAI, Ahoy, Johan Cruijff Arena en Gelredome, ook gebruikt moeten kunnen worden voor beurzen, tentoonstellingen, concerten enzovoort. “Zo neemt de kans op een hogere bezettingsgraad toe en kan er exploitatiezekerheid kan ontstaan”, aldus Röttger. De financiering van die hal zou in zijn visie voor rekening van de nationale (regering, provincie) en lokale overheid moeten komen. "De overheid kan de ruimte vervolgens laten exploiteren door een commerciële partij. Zo’n constructie wordt ook toegepast bij Omnisport in Apeldoorn en zou ook een nationaal indoorcentrum tot een succes kunnen maken."
Een vermoeden dat uiteraard wel eerst getoetst moest worden in een haalbaarheidsonderzoek. Dat haalbaarheidsonderzoek is er nooit gekomen. Directeuren van bonden die net als het Handbalverbond jaarlijks wel enige evenementen organiseren die meer dan 4000 toeschouwers trekken, en dus mogelijk profijt kunnen hebben van een indooraccommodatie met een capaciteit van 5 à 10.000, gaven in vakblad Sportaccom te kennen weinig noodzaak te zien in een nationaal indoorcentrum. Ze zagen vooral beren op de weg. De een had zorgen over het exploitatiemodel, de ander zette, omdat zijn bond liever rouleert over meerdere accommodaties in het land, liever niet in op één topsporthal. Nummer drie had er geen behoefte aan, omdat zijn/haar bond al een bevredigende oplossing heeft gevonden voor de hosting van grote of bijzondere evenementen.
In 2021 nestelde Nederland zich in de top 10 van de olympische (zevende) en paralympische (vijfde) sport en stelt zich de vraag of zo’n land niet ook in zijn accommodaties top 10 moet willen zijn. In de breedtesport is dat zeker het geval – qua amateursportvoorzieningen hoort Nederland onmiskenbaar tot de top van de wereld. In de topsport piept en kraakt het. Het ideaal dat ons land in elke sport waarin het tot de top 10 behoort, zonder veel pijn en moeite gastheer moet kunnen zijn van EK’s en WK’s, is in elk geval nog niet bereikt.
Zo organiseert NeVoBo in 2022 samen met Polen het WK vrouwenvolleybal. Het toverde daarvoor twee briljante accommodaties uit de hoge hoed: De Gelredome (voor de beginwedstrijd en de wedstrijden om goud en brons). De noodzakelijke derde accommodatie van minimaal 6 à 7000 toeschouwers kon alleen maar worden gerealiseerd door Omnisport in Apeldoorn – dat het hele jaar onderdak biedt aan de Nederlandse selectie baanwielrennen – te vertimmeren tot volleyballocatie.
"Een top 10-land moet ook op het gebied van de accommodaties top 10 willen zijn"
Michel Everaert, directeur Sport bij volleybalbond NeVoBo, vindt dat Nederland de top 10 ambitie meer mag uitstralen in topsportaccommodaties. "Een top 10-land moet ook op het gebied van de accommodaties top 10 willen zijn. En we hébben qua indooraccommodaties in Nederland een gat in de categorie 5 tot 10.000 toeschouwers. En vanuit de top 10-ambitie van NOC*NSF is de inzet van publieke middelen voor de bouw van zo’n indoorcentrum prima te verantwoorden."
"Het beleid van de NeVoBo is om zo veel mogelijk interlands en topwedstrijden in Nederland te organiseren, jaarlijks zijn dat er 20 tot 25. We spelen die wedstrijden verspreid over het land. Op die manier kunnen we onze sport zichtbaar maken voor het breedst mogelijke publiek. Voor de meeste interlands is een hal met een capaciteit van 1500 tot 2000 plaatsen voldoende, we willen liever een wat kleinere, uitverkochte hal dan een grotere hal met lege stoeltjes. De laatste jaren maken we met veel plezier gebruik van de Maaspoort in Den Bosch."
"Voor het aanstaande WK vrouwen was de Maaspoort als accommodatie niet voldoende. Om naast de Gelredome, waar we waarschijnlijk 15.000 of meer toeschouwers kunnen huisvesten, en Ahoy, met 4000 toeschouwers, ook over de door wereldvolleybalbond FIVB vereiste accommodatie van 6 à 7000 toeschouwers te beschikken, hebben we gedurende het toernooi de beschikking over het Omnisport in Apeldoorn. Daar hangt een stevig prijskaartje aan, want de wielerbaan moet worden afgebroken, tribunes verplaatst, maar de enig andere optie, de Ziggo Dome, was nog duurder."
"De keuze in welke hal we spelen is afhankelijk van factoren als geografische spreiding, geschiktheid van de hal, huurprijs van de hal, kosten die gemaakt moeten worden om de hal volleybalklaar te maken, support van de lokale of regionale overheid et cetera. Deze criteria meenemend, zou de NeVoBo niet meteen al zijn topwedstrijden in een nationaal indoorcentrum gaan spelen, maar we zouden er zeker gebruik van willen maken."
"Probleem van een indoorcentrum is wel het formaat. Een atletiekbaan van 200 meter, met acht startbanen, maakt de accommodatie aanzienlijk groter. Ik zou daarom pleiten voor een compacte, op de klassieke zaalsporten gerichte accommodatie van een of twee hallen, een blokkendoos zeg maar, die je naar behoeven geschikt kunt maken voor de diverse sporten en modulair zelfs kunt uitbouwen tot een atletiekbaan."
Foto: Ronald Hogendoorn (NeVobo)
Dit artikel verscheen eerder in uitgebreidere vorm in vakblad Sportaccom (editie 4-2021). In deel 2 van dit stuk komen Kees Rodenburg (KNKV) en Ad Roskom (Atletiekunie) nog aan het woord.