Vanuit zijn kantoor heeft directeur van de Koninklijke Nederlandse Wielren Unie (KNWU) Maurice Leeser uitzicht over de trainingsvelden van Vitesse. Zo af en toe kijkt hij dan met een beetje weemoed naar de mensen die in trainingsjas op het veld staan en verlangt hij terug naar de tijd dat hij zelf met de neus in de wind stond, eerst als jeugdtrainer bij diverse amateurclubs en later als bewegingswetenschapper bij de KNVB. “Mijn trainingspak heb ik steeds meer verruild voor een maatpak. Dat zit goed hoor, maar soms mis ik dat trainingspak wel eens”, vertelt hij.
Maurice Leeser is een ervaren sportbestuurder. Na de KNVB kwam
hij via onder andere de Dopingautoriteit, Gehandicaptensport Nederland, de Roeibond,
het ministerie van VWS en het Watersportverbond bij de KNWU terecht. Zijn
sportleven begon echter op een voetbalveld in Breda. Zijn vader was fanatiek
Feyenoordsupporter en broer Rocco kon aardig voetballen. Zo kwam de kleine
Maurice zelf ook bij Groen-Wit terecht. "Het was een kleine vereniging in wat
we tegenwoordig een aandachtswijk noemen. Ik was de hele week op de club te
vinden. Het enige dat ik écht interessant vond, was voetballen." School deed
hij wel uiteraard, en het leren ging Leeser ook goed af, maar diep in zijn hart
was voetbal op dat moment de hoofdzaak van zijn leven. "Ik wilde niets liever
dan voetballen."
"Overal zien we voorbeelden van hoe belangrijk verenigingen zijn"
Op zijn veertiende al werd Leeser trainer van de E1 van de club. Op die manier kon hij nóg vaker het veld op. Al snel merkte hij dat hij het interessant vond om voor een groep te staan, kinderen te begeleiden en ze iets te leren. Ook toen hij zelf de overstap naar NAC had gemaakt, bleef hij jeugdteams training geven. En daarna heeft hij dat ook nog jaren gedaan. Over de vraag wat hij daarvan geleerd heeft, moet Leeser even nadenken. "Ik denk dat ik vooral heb geleerd wat je allemaal níet moet doen… Ik zat er toentertijd heel prestatief in. Zeker toen ik de A- en B-jeugd trainde, was ik vooral op het resultaat gericht. Ik had goed contact met die jongens hoor. Ik was zelf maar een paar jaar ouder. Het klikte goed. Maar ik zat er wel in van: je moet trainen, hard werken. Nu zou ik het plezier veel meer centraal stellen en van daaruit die jongens helpen bij hun ontwikkeling. Dat inzicht is met de jaren gekomen en die ervaringen van vroeger neem ik natuurlijk mee."
Als speler toonde Leeser bij NAC veel ambitie. "Maar ik had niet de competenties om profvoetballer te worden, helaas." Hij schopte het uiteindelijk tot het tweede team, waarna hij weer naar het amateurvoetbal ging.
Zijn sport hielp hem daarna als 'buutelander' te aarden in Maastricht. "Tijdens mijn studie bewegingswetenschappen aan de universiteit ging ik spelen bij RKSV Heer. Heer was vroeger een dorp, maar in die tijd al een wijk van Maastricht. Er speelden allemaal jongens uit de wijk in het eerste en ze spraken allemaal Maastrichts. Ik niet. Maar ik ben daar fantastisch opgevangen. De spelers, trainer, het bestuur en mensen van de club hebben me met van alles geholpen. Ja, ook met het begrijpen van de taal. Dankzij de club voelde ik me thuis in Maastricht. Ik heb nog steeds contact met mijn trainer van toen."
Ook aan zijn latere verenigingen in Tilburg denkt Leeser met veel plezier terug. "Het waren allemaal heel gewone verenigingen. Volksclubs, in de goede zin van het woord." Plekken waar naar elkaar werd omgekeken en met een mentaliteit van ‘niet lullen, maar poetsen’ met elkaar de boel werd gerund. Hij leerde er de voetbalcultuur goed kennen. Zijn eerste kennismaking met een andere sportbond, Gehandicaptensport Nederland, was dan ook een redelijke cultuurschok. "Iedere sport en iedere bond heeft zijn eigen cultuur. De een niet beter dan de ander, maar het is anders. Die diversiteit is mooi en bij alle bonden waar ik heb gewerkt heb ik wat meegekregen."
Na zijn studies sporteconomie en communicatie en bewegingswetenschappen begon Leeser bij de KNVB als wetenschappelijk medewerker op het toen nieuwe sportmedisch centrum. Hij deed daar onderzoek, maar hielp geblesseerde voetballers ook bij hun revalidatie. "Dat was voor mij een fantastische tijd. In de ochtend droeg ik dat maatpak en in de middag trok ik mijn trainingspak aan." Zo af en toe denkt Leeser nog wel eens, als hij over de velden van Vitesse kijkt, wat er was gebeurd als hij die andere kant op was gegaan, die van het trainingspak. "Een vak als inspanningsfysioloog, of toch trainer, lijkt me ook fantastisch."
Foto: Maurice Leeser met de Technisch Directeur van de KNWU, Wilbert Broekhuizen.
Leeser koos echter steeds meer voor de bestuurderskant. Spijt van die keuze heeft hij zeker niet. Hij heeft prachtige tijden gekend bij verschillende sportbonden en ook nu bij de KNWU heeft hij het naar zijn zin. Uitdagingen zijn er wel. Wielerverenigingen hebben het zwaar en wielerevenementen staan onder druk. Er is niet altijd voldoende politiecapaciteit om wedstrijden te begeleiden en mountainbikers bijvoorbeeld rijden veel in natuurgebieden. "We hebben te maken met stikstofregels, vergunningen die niet worden verleend en strikte regels om de natuur te beschermen. Het is nodig om een juiste balans te vinden tussen recreatie en sport en de natuur."
Ook verenigingen hebben het niet makkelijk. In Nederland zijn zo’n 1000 fietsclubs, waarvan er 230 aangesloten zijn bij de KNWU. "Het takenpakket van al die vrijwilligers die zich inzetten voor hun vereniging is de laatste jaren enorm verzwaard." Zo’n vijftien jaar geleden was Leeser bestuurslid voetbaltechnische zaken bij Sportlust ’46 in Woerden, de club waar zijn zoon op dat moment speelde. Van die tijd plukt hij nu als directeur van een sportbond nog steeds te vruchten. "Ik weet wat het is om te helpen een club te runnen en wat er allemaal bij komt kijken. Maar in de huidige tijd is het wel een stukje lastiger dan toen. Er wordt enorm veel van vrijwilligers gevraagd en verwacht. Ik heb heel veel respect voor clubbestuurders en we moeten als bond onze verenigingen helpen", zegt Leeser.
Dat doet de KNWU onder andere door te lobbyen. Bij politie en gemeenten bijvoorbeeld, om evenementen door te kunnen laten gaan. "Ik los de capaciteitsproblemen bij de politie niet op. Maar we kunnen wel pleiten voor het belang van koersen en nadenken over alternatieve begeleiding en routes." Datzelfde geldt voor regels rondom stikstof en natuur, maar ook ledenaanwas en -binding. Om de instroom te vergroten, verandert de KNWU vanaf 2025 de wedstrijd- en licentiestructuur. "We willen dat iedereen op zijn of haar eigen niveau kan deelnemen. Nu durven veel recreanten niet aan wedstrijden mee te doen omdat er zo hard wordt gereden. Voor hen willen we aanbod creëren dat meer toegankelijk is en minder spannend om aan mee te doen."
Tot slot heeft de KNWU zich samen met NOC*NSF en andere sportbonden hard gemaakt tegen de bezuinigingen die boven de markt hangen. Leeser maakt zich grote zorgen over de toekomst van de Nederlandse sport- en verenigingscultuur. Hij is blij dat de btw-verhoging van de baan is, maar durft nog niet te juichen. "Ik ben heel erg benieuwd waar de rekening terechtkomt. Uiteindelijk moet dat geld ergens vandaan komen." Bovendien hangen andere maatregelen van het kabinet als een zwaard van Damocles boven de Nederlandse sport. "Door de verhoging van de kansspelbelasting zal er minder geld naar de (top)sport gaan. Maar voor ons als kleine bond betekent dat ook dat we onze breedtesport en verenigingen minder kunnen ondersteunen, omdat we minder inkomsten vanuit Nederlandse Loterij zullen krijgen."
Ook maakt hij zich zorgen over het gemeentefonds. Het geld dat
gemeenten krijgen van het Rijk wordt voortaan niet meer gelabeld voor sport.
Gemeenten zijn dus niet meer verplicht om een bepaald bedrag te investeren in
lokale sport. "Ik ben bang dat gemeenten geld dat voorheen aan accommodaties en
verenigingsondersteuning werd besteed, aan andere (wettelijke) taken gaan
uitgeven."
"We moeten als bond onze verenigingen helpen"
Door al deze maatregelen bij elkaar voorziet Leeser een lastige komende paar jaar. "Het wordt voor sportbonden en verenigingen geen gemakkelijke tijd. Sportverenigingen hebben de laatste jaren veel maatschappelijke taken gekregen en overal zien we voorbeelden van hoe belangrijk verenigingen zijn. Voor de gezondheid, voor het bij elkaar brengen van mensen. In een maatschappij waarin groepen mensen steeds meer tegenover elkaar komen te staan, zijn verenigingen ontzettend belangrijk. Het zou uitermate onverstandig zijn om onze verenigingscultuur te verwaarlozen en ik vind het ongelooflijk hoe men met die bezuinigingen de verenigingen en al die vrijwilligers in de kou laat staan."
Toch wil hij zich daar niet door laten ontmoedigen. Leeser kijkt graag terug op zijn jonge jaren bij verschillende sportclubs. "Ik heb daar enorm veel geleerd en denk met plezier terug aan al die mensen die mij hebben geholpen mezelf te ontwikkelen, van trainers en teamgenoten tot aan vrijwilligers en medebestuursleden. Ook de volgende generatie moet die mogelijkheden krijgen binnen sportverenigingen. Daar ga ik heel erg mijn best voor doen."
Dit artikel verscheen eerder in het vakblad SPORT Bestuur en Management (editie 4-2024).