Het rvt-model is de laatste jaren in tal van sectoren in zwang geraakt, ook in de sport. Na de amateursectie van de KNVB, schaatsbond KNSB en wandelbond KWbN stapte afgelopen zomer ook de wielerunie over op een raad van toezicht. Aanleiding voor Sport & Strategie om een schriftelijk debat over dit onderwerp te organiseren, en wel via de stelling: "Het rvt-model moet wel/niet als leidraad gelden voor het besturen van NOC*NSF". In aflevering 5: Jan Loorbach, voormalig bestuurslid van basketbalbond NBB en NOC*NSF en in 2006 grondlegger van de Code Goed Sportbestuur.
"Rechtspersonen zul je in de vrije natuur niet tegenkomen. Ze zijn een bedenksel van de mens; een door de wet geborgde afspraak, een hulpcontractie om een sociaal organisme dezelfde juridische en sociale status te geven als een mens van vlees en bloed. De vereniging is zo’n persoon. Het daarvoor gegeven wettelijke kader biedt veel ruimte voor maatwerk.
De gedachte achter een vereniging zal wel steeds moeten zijn dat (rechts)personen zich verenigen met als doel een organisatie te creëren die in diensten of goederen een gezamenlijk belang dient."
"De wet verschaft veel legosteentjes waar een vereniging leuk mee in elkaar kan worden geknutseld!"
"De korfbalclub en de dorpsharmonie doen het met mensen die willen
korfballen of muziek maken; en het bestuur en de commissies worden gevuld met
de eigen leden. Maar diezelfde verenigingsvorm is dus ook bruikbaar voor veel
ingewikkelder organisaties. Zo eentje is NOC*NSF. Die kent bonden (dus zelf ook
weer verenigingen) als lid, en zo’n soort lid kan al meteen niet of moeilijk
bestuurslid of lid van een ander orgaan zijn. De wet voorziet daarin: in
beginsel bevolken leden de organen, maar de statuten kunnen anders bepalen. De
wet verschaft veel legosteentjes waar een vereniging leuk mee in elkaar kan
worden geknutseld!"
"De organen van een vereniging zijn ten minste een bestuur en een ledenvergadering. Daar kan een toezichthoudend orgaan bijkomen. En aanvullend kunnen de statuten voorzien in een rijk scala aan commissies, sommige ten ondersteuning van het bestuur, andere ter ondersteuning van de algemene vergadering (maar dat zijn geen organen in de zin van de wet). Aan het bestuurlijk orgaan is het dagelijks management opgedragen en de externe vertegenwoordiging (inclusief het verbinden van de rechtspersoon, vaak wel onder restrictieve voorwaarden voor bepaalde besluiten.)
De traditie bij bonden en NOC*NSF was dat dit bestuurlijk orgaan
bestaat uit parttime (meestal onbezoldigde) vrijwilligers, die periodiek (maar
niet al te vaak) vergaderen en afhankelijk zijn van een soms nogal smal en op
juistheid en volledigheid niet makkelijk te controleren informatiekanaal vanuit
de organisatie. De praktijk is dan dat het dagelijks management wordt gedelegeerd
aan een algemene (titulaire) directeur die 'gewoon' werknemer is, en geen
orgaan."
"De keuze is gelukkig om dit delegatiemodel te verlaten en de orgaanfunctie toe te kennen aan de persoon/personen die fulltime de verantwoordelijkheid van het dagelijks management heeft/hebben. Dat kan betekenen dat de orgaanverantwoordelijkheid bij een ‘persoon van buiten’ komt te liggen. Bij een traditionele natuurlijkepersonenvereniging zou de benoeming in een orgaanfunctie van een niet-lid nogal een evolutionaire sprong zijn; bij NOC*NSF lijkt dat een wat minder spectaculaire transitie, nu NOC*NSF zelf geen natuurlijke personen als lid heeft die organen kunnen vullen. En feitelijk was de status van de werknemer-directeur toch ook al wel toegegroeid naar een pseudo-orgaan-hoedanigheid (de grenzen van de domeinen van algemeen directeur Marc van den Tweel en voorzitter Anneke van Zanen-Nieberg waren voor de buitenwacht al niet zo zichtbaar). En het 'omkatten' van het huidige bestuursorgaan naar een toezichthoudend orgaan past daar dan logisch bij.
Net zoals bij de nieuwe statutaire bestuurder laat zich bij de
nieuwe toezichthouder de vraag stellen of de leden vanuit de verenigingsleden
(bonden) moeten worden gerekruteerd – of niet. Denkbaar lijkt me dat een
minderheid niet dat profiel hoeft te hebben om voor bijzondere competenties een
ruimer jachtterrein te hebben."
"De ledenvergadering moet natuurlijk de baas blijven. Ik begreep dat aan dat principe ook niet wordt getornd. Een vraag daarbij is hoe je de benoemingen van de bestuurder en de toezichthouders regelt. Een model kan zijn dat de ALV de toezichthouders benoemt, en dat dit college de statutaire directie benoemt. Maar de legosteentjes kunnen ook anders worden gelegd. Dat moet via een statutenwijziging die de ALV moet goedkeuren, dus die peul zal in dat orgaan moeten worden geschild.
Een laatste aandachtspunt is wat mij betreft nog de internationale vertegenwoordiging, met name in olympische instituties. Als daar de benoembaarheid in functies gekoppeld is aan statutair bestuurderschap, moet daar wel even bij worden stilgestaan…"
Foto: StepanPopov / Shutterstock.com
Dit artikel verscheen eerder in het vakblad Sport & Strategie (editie 5-2023). Lees ook de eerdere afleveringen met Rutger Arisz, Ineke Donkervoort, Paul Sanders en Herman de Haan: