Signalen over grensoverschrijdend gedrag in de gymsport zijn te lang genegeerd. Daarmee heeft de KNGU oud-sporters tekortgedaan. Misstanden werden door oudtopturnsters verschillende malen aangekaart, maar zijn door de KNGU in het verleden onvoldoende onderzocht en van een antwoord voorzien. Dat is de scherpe conclusie van Marjan Olfers en Anton van Wijk in het rapport 'Ongelijke leggers'. "Het rapport laat niet alleen zien dat de bond hier steken heeft laten vallen, maar ook dat er stevige lessen moeten worden getrokken voor de toekomst", liet KNGU-voorzitter Monique Kempff in een eerste reactie weten.
Direct na het verschijnen van het rapport van de onderzoekscommissie die misstanden in de turnsport onderzocht, bood Kempff de slachtoffers namens de KNGU haar excuses aan. “De KNGU heeft niet altijd gedaan wat van haar mocht worden verwacht. Dat is een wrange constatering. Jonge sporters voelden zich lang niet gehoord en in de steek gelaten. En daarvoor zijn excuses op zijn plaats.”
Medio 2020 gaf de KNGU het bureau Verinorm de opdracht onderzoek te doen naar de aard en omvang van grensoverschrijdend gedrag in alle disciplines en op alle niveaus van de gymsport en de aanpak daarvan door de jaren heen. Het onderzoek onder 662 volwassenen en 2061 minderjarigen toont aan dat de aard en mate waarin grensoverschrijdend gedrag plaatsvindt afhankelijk is van verschillende factoren. Zo wordt grensoverschrijdend gedrag vaker gemeld naarmate de trainingsintensiteit toeneemt. Volwassen sporters rapporteren meer grensoverschrijdend gedrag dan minderjarige sporters. Twee derde van de deelnemers aan het grootschalige onderzoek heeft te maken gehad met een of meer vormen van grensoverschrijdend gedrag.
De problematiek komt in de onderzochte groepen sporters vooral voor bij (top)turnen dames, maar ook bij acrobatische en ritmische gymnastiek. Mannelijke sporters hebben beduidend minder te maken met grensoverschrijdend gedrag. De meest genoemde vormen van grensoverschrijdend gedrag zijn het doortrainen met blessures, geen eigen mening mogen hebben en genegeerd/gekleineerd worden door de trainer. Seksueel grensoverschrijdend gedrag komt het minst voor. Het ging daarbij veelal om ongemakkelijke gevoelens bij aanrakingen, maar twee respondenten gaven aan verkracht te zijn.
Uit de interviews met geselecteerde oud-sporters die vóór 2014 actief waren, komt een beeld naar voren van een cultuur waarbij structureel en langdurig sprake was van (ernstig) grensoverschrijdend gedrag, bestaande uit vernederen, beledigen, schreeuwen, dwang, chantage, bedreigen en soms ook fysiek geweld. Het rapport geeft aan dat er indicaties zijn dat de ‘grensoverschrijdende gymsportcultuur,’ na het verlaten van de harde (Oost-Europese) trainingspraktijken uit de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw, thans minder aanwezig is. Desalniettemin waarschuwen de onderzoekers ervoor dat misstanden soms pas aan het licht komen als sporters hun carrière hebben beëindigd.
Over de rol van de KNGU zijn de onderzoekers kritisch. Lange tijd ging de aandacht in de sport vooral uit naar de bestrijding van seksuele intimidatie. Andere vormen van grensoverschrijdend gedag werden vooral informeel afgedaan. Eerdere onderzoeken zijn onvoldoende zorgvuldig en transparant opgevolgd en afgehandeld, waardoor sanctionerend ingrijpen richting trainers en nazorg voor de betreffende oud-turnsters achterwege bleef. De effecten van de veelheid aan initiatieven en maatregelen van de laatste jaren zijn volgens de onderzoekers nog niet meetbaar.
De KNGU liet de onderzoekers weten dankbaar te zijn voor het grondige en gedegen werk. “Hoe pijnlijk de bevindingen en conclusies ook zijn, het is goed dat dit hele verhaal nu eindelijk in volle openheid op tafel komt te liggen. Want alleen zo kunnen we erkenning bieden voor het verleden en lessen trekken voor de toekomst”, aldus Monique Kempff.
Het rapport laat wat Marieke van der Plas, directeur KNGU, zien hoe moeilijk het is om zaken bespreekbaar te maken en zorgen te uiten. "Ik wil er als mens en als directeur van de KNGU alles aan doen om het vertrouwen in de gymsport te herstellen. Dat kan alleen door de daad bij het woord te voegen en hierover te blijven communiceren." In navolging van de aanbevelingen van het rapport gaf Van der Plas aan dat ze direct aan de slag gaat met de herijking van talentontwikkeling en topsport. "Daarin doen we een beroep op gemeenten, clubs, ouders, trainers-coaches, juryleden, alle vrijwilligers en oud-sporters om samen deze handschoen op te pakken – en ook de goede voorbeelden te delen. Uiteraard betrekken we daar ook de huidige generatie sporters bij - niet alleen met een volwaardige atletencommissie, maar ook op andere manieren door de inzet van bijvoorbeeld sporterspanels."
NOC*NSF heeft in navolging van de aanbevelingen uit het onderzoek laten weten de KNGU hierbij te gaan ondersteunen. “Ook wij hebben hier een verantwoordelijkheid in te nemen, die erkenning moeten we echt tonen. Over wat we verder kunnen doen, ook over zaken als vergoedingen, zullen we het met de KNGU en de minister gaan hebben”, reageerde NOC*NSF-directeur Gerard Dielessen bij de NOS.
Ga voor het volledige rapport 'Ongelijke leggers' naar de KNGU.
Lees ook: