In het vakblad Sport & Strategie (editie 3-2018) laten we een klaroenstoot klinken en brengen we met diverse artikelen een ode aan de sportvereniging, hoeksteen van de Nederlandse sportcultuur. In deze serie haalt een aantal prominenten uit de sport herinneringen op aan de sportvereniging(en) uit hun heden of verleden. Zij schilderen zo en passant het Nederlands sportlandschap door de jaren heen, met de vereniging als eeuwige constante. Aflevering 9: Arjan de Vries.
"De vereniging NOC*NSF is een ledenorganisatie. Mijn ledenorganisatie. De samenwerking tussen het NOC en de NSF bestaat nu 25 jaar. En ‘over de wereld’ blijkt dit een uniek concept te zijn. De breedtesport werkt bij ons samen met de topsport. En dat doen we in Nederland dus goed. Daar mogen we trots op zijn.
Vanuit mijn eigen topsportverleden wil ik een voor mij belangrijk moment met – toen nog – de Nederlandse Sport Federatie (NSF) met u delen. Enerzijds omdat ik er trots op ben en anderzijds omdat het de eenvoud en daarmee de kracht van de Sportfederatie van weleer onderstreept. Het was eind jaren tachtig. In die jaren beoefende ik de moderne vijfkamp, een olympische tak van sport die de paardensport, de schietsport, het schermen, het lopen en het zwemmen op incourante disciplines met elkaar verbindt. Destijds werd bij kampioenschappen op vier achtereenvolgende wedstrijddagen beslist wie in deze takken de beste allrounder was. Een wereldkampioenschap bestond meestal uit 64 deelnemers uit zo’n twintig landen. Pierre de Coubertin, grondlegger van de moderne Olympische Spelen, had daarmee ook de moderne vijfkamp op de kaart gezet.
Bij de Nederlandse Sport Federatie werkte destijds Johan van der Haar. Hij was de man die onder andere besliste over het wel of niet financieel ondersteunen van een topsporter. Er bestonden geen criteria als spreidingsgraad over de wereld, topachtpositie en fulltime sporten. Nee, meneer Van der Haar verwierf inzicht in mijn kostenplaatje, mijn inzet en drijfveren als topsporter en besliste vrijwel in z’n eentje of een individuele bijdrage terecht was of niet. Toen ik die kreeg, was ik trots. Trots op de waardering vanuit mijn koepel, de NSF. Ik trainde ruimschoots meer dan twintig uur per week en liet er veel voor schieten.
'Dus,' zo zei meneer Van der Haar, ‘moeten we zuinig zijn op topsporters als deze jongen.’ Ik ben nog trots op de erkenning. De regeling van destijds stelde mij in staat om jarenlang mijn sport te blijven beoefenen. Ik kon paardrijlessen bekostigen, patronen kopen en reiskosten opbrengen. Ik ben de NSF en in het bijzonder Johan van der Haar daar nog steeds dankbaar voor. Feitelijk zette hij mij daarmee aan om nog serieuzer te trainen. Mijn intensieve sportperiode van enkele jaren heeft me ook daarna nog veel gebracht. Het heeft me gevormd als mens en tot op de dag van vandaag heb ik er profijt van in mijn huidige werk als professional in de sport. Hulde aan ‘mijn’ NSF!"
Arjan de Vries, directeur Sportcluster Veenendaal
Dit artikel verscheen eerder in vakblad Sport & Strategie (editie 3-2018). Nieuwsgierig naar de rest van dit prikkelende vakblad voor bestuurders in de sport? Neem dan nu een abonnement.