Ode aan de Sportvereniging door Pieter Winsemius: "Ode aan LVV"

In het vakblad Sport & Strategie (editie 3-2018) laten we een klaroenstoot klinken en brengen we met diverse artikelen een ode aan de sportvereniging, hoeksteen van de Nederlandse sportcultuur. In deze serie haalt een aantal prominenten uit de sport herinneringen op aan de sportvereniging(en) uit hun heden of verleden. Zij schilderen zo en passant het Nederlands sportlandschap door de jaren heen, met de vereniging als eeuwige constante. Aflevering 10: Pieter Winsemius.

"We kwamen uit Amerika. Het was augustus, ik was 33 jaar en wist: als je niet als een speer lid wordt van een voetbalclub, kun je het wel vergeten. Ik werd ingedeeld in het vijfde, maar bij een onderlinge oefenwedstrijd had het vierde maar twaalf spelers. Dus ik werd ‘herplaatst’. Ik scoorde twee keer, dus ik mocht blijven.

Het was het begin van mijn mooiste voetbaljaren. Het elftal bestond uit Larinezen die al vanaf de lagere school met elkaar speelden. Sommigen waren te goed, maar wilden bij hun maten blijven spelen. Er waren drie ‘import’-teamleden: een aangetrouwde, een vriend en ik. Nooit zag ik de regels zo scherp ingevuld. Iedereen had zijn uitvalbeurt; toen we later kampioen konden worden, stond onze beste man een halve wedstrijd aan de zijlijn. Iedereen had ook zijn bierbeurt: je zorgde er dan voor dat je iets eerder in de kantine was voor twaalf bier, een sinaasappelsap – voor Petertje – en vier rosé voor de dames.

We hadden op het veld niet zo veel benul van wat we deden, maar waren ijzersterk in de kleedkamer en in de kantine. Als je vlak voor tijd aankwam, bleek je soms uitverkoren tot zwart schaap. Wat er ook gebeurde: jij had het gedaan. Trapte de linksbuiten de bal over twee sloten of dook de keeper eroverheen, dan keerde iedereen zich om en riep verwijtend: ‘Pieter!’ Ik stond rechtshalf. Zes jaar heb ik er gevoetbald. Toen het elftal ophield te bestaan vanwege zere knieën en kleine kinderen, eindigde ook mijn voetbalcarrière. Maar nog steeds – dik 35 jaar later – komen we bij elkaar om te praten over de tijd dat mannen nog mannen waren.

Jeugdcompetitie

Dat was mooi, maar wat LVV uniek maakte, was de jeugdcompetitie. Twee zoons draafden al zeer jong in het groen-witte tenue. Een schopte het tot het selectie-elftal, de D1 of zoiets. Het is in mijn geheugen gegrift. ‘We’ hadden een uitwedstrijd, tegen Sparta Loenen meen ik, en het was bitterkoud weer. De mannen verkleumden op het veld. Bij gelijke stand kreeg een van de jongens een bal in het gezicht en ik begeleidde hem met dikke tranen naar de kleedkamer om wat bij te komen. Een minuut of vijf later kwam het hele elftal binnen. ‘Is het al pauze?’, vroeg ik verbaasd. ‘Nee,’ zei elftalleider Felix, een middelbarescholier, ‘de wedstrijd is gestaakt.'

In dertig jaar competitievoetbal had ik dat nog nooit meegemaakt. ‘Hoezo gestaakt?’, vroeg ik. Hij antwoordde: ‘We vroegen de scheids: "Zou je niet staken, het is te koud voor die gastjes." De man zei: "Dan heb je 5-0 verloren.” ‘Dat is goed’, hadden ze gezegd. Felix en zijn maat begrepen het. Hun D1 stond zo’n beetje bovenaan, maar wat telde was de lol en de waarden die ze hun pupillen meegaven. Grote klasse, net een tikkie anders dan die vaders die vanaf de zijlijn hun zoons toeriepen: ‘Leg hem neer!’ Het is een betere maatschappij als we meer LVV’s en meer Felix-en hebben."

Pieter Winsemius

Dit artikel verscheen eerder in vakblad Sport & Strategie (editie 3-2018). Nieuwsgierig naar de rest van dit prikkelende vakblad voor bestuurders in de sport? Neem dan nu een abonnement.