Marc van den Tweel (57) volgde 1 oktober 2021 Gerard Dielessen op als algemeen directeur van NOC*NSF. Een halfjaar later ligt zijn eerste proeve van bekwaamheid op tafel: de Sportagenda 2032, met als slogan ‘Nederland het sportiefste land ter wereld’. In een uitgebreid interview met vakblad Sport & Strategie vertelt Marc van den Tweel over de totstandkoming van deze ambitie en over de lobby van de sportsector richting politiek Den Haag om (veel) meer in sport en bewegen te investeren.
De Sportagenda 2032 kwam tot stand na intensief overleg met de sport- en beweegprofessionals van NOC*NSF en de sportbonden en werd unaniem aangenomen op de algemene ledenvergadering van NOC*NSF van 16 mei jongstleden. In die agenda ontvouwt de koepel zijn strijdplan voor de komende tien jaar. De ambities zijn niet gering: in 2032 moet Nederland "het sportiefste land ter wereld" zijn. "Dat is vooral een leus, om onze doelstellingen uitdagend te verwoorden. Hoe we dat willen bereiken, hebben we grofmazig uitgetekend, maar het feestje moet nog beginnen. Het is alleen nog papier."
Met de Sportagenda 2032 wil NOC*NSF uitdagen, mobiliseren en een wenkend perspectief schetsen om een kentering teweeg te brengen in de lage sportparticipatiecijfers. "Ik verrek het me neer te leggen bij een neergaande lijn", aldus Van den Tweel. "Ik zie het als een persoonlijke opdracht om verandering te brengen in die beweegarmoede. De héle sport- en beweegsector en ook de vitaliteitssector met de verzamelde gezondheidsfondsen heeft die ambitie. Omdat het verrekte hard nodig is. Omdat wij geloven dat dagelijks sporten, sportief bewegen, genieten van en excelleren in sport bijdraagt aan een vitaal, sociaal, ambitieus en trots Nederland."
Gevraagd naar de absolute prioriteit uit de Sportagenda, geeft de directeur van de sportkoepel aan dat de ambitie in álle streefdoelen zit. “Je kunt ze niet van elkaar loskoppelen. Meer goede coaches en trainers, meer goede accommodaties – je moet het integraal zien. Alles moet tegelijk worden aangepakt om mensen te mobiliseren en in beweging te krijgen. Aan de Nationale Sportweek deden vorig jaar 54 gemeenten mee. Om in 2032 het sportiefste land te zijn, moeten ze natuurlijk alle 350 meedoen! Dat gaat niet in één keer gebeuren, maar over zes, zeven jaar moeten we wel zo ver zijn.”
De ambitie die nu door 77 sportbonden en zestien geassocieerde organisaties, verenigd in NOC*NSF is geformuleerd is volgens Van den Tweel een schaalsprong. “We kunnen dit alleen bereiken met hulp van de commerciële sportaanbieders, gezondheidsfondsen, de overheid, de Krajicek en Johan Cruyff Foundations van deze wereld. Er zit een enorm speelveld rond deze ambitie. De vraag is: Hoe kunnen we elkaar versterken?”
Hij ziet daarom ook kansen in het betrekken van de ruimtelijke ordening bij die ambitie van de sportsector. “Er zullen de komende tien jaar 400.000 à 500.000 nieuwe woningen in ons land worden gebouwd. In die plannen moet je behalve genoeg groen ook sportieve voorzieningen – van voetbal- en hockeyvelden tot een steigertje aan een plas, zodat mensen kunnen gaan kanoën en suppen – meenemen. Die voorzieningen mogen niet ver van woonwijken komen, dus moet je ook zorgen voor brede fietspaden. Het gaat om het beïnvloeden van het hele spel. Dat kan NOC*NSF niet alleen, maar we willen hierin wel actiever worden. Bijvoorbeeld door voor bonden en sportverenigingen een cursus te organiseren over de impact van ruimtelijke ordening op sport, zodat zij zelf actief kunnen worden in de lokale situatie. Met kennisvergroting en bewustwording ondersteun je de sport ook. Ook buiten de sport is er winst te behalen voor de sport.”
"Ik geloof niet in de romantische illusie dat alles goedkomt als die Sportwet er is en ik ga ook geen acht jaar wachten"
De NLsportraad ziet dat vooral winst valt te behalen in de wettelijke verankering van sport als basisbehoefte met een sportwet. Van den Tweel is bij dat uitdagende advies wat benauwd voor wat hij de "de valkuil van institutionalisering" noemt. "Het recht van ieder kind op sport, waar ik erg voor ben, kun je regelen in een onderwijswet. Daar heb je geen aparte Sportwet voor nodig. Ik zeg niet dat die Sportwet er níet moet komen, maar het wetgevingstraject duurt acht jaar. In die tijd moet met alles en iedereen worden overlegd om alleen al tot gemeenschappelijk begrip van zo’n wet te komen. Ik geloof niet in de romantische illusie dat alles goedkomt als die wet er is en ik ga ook geen acht jaar wachten. Het is veel effectiever ervoor te zorgen dat sport en bewegen onderdeel worden van bestaande wetten en overheidsbeleid. Dan kun je op de ministeries meteen mee in de begroting voor het komende jaar."
"In mijn vorige baan als directeur van Natuurmonumenten heb ik ook met zo’n zogenaamde systeemwet te maken gehad. Zo’n wet zegt onder meer wie over wat gaat en wie wat moet uitvoeren. Ik had te maken met twaalf provincies, die daar allemaal een eigen draai aan gaven. Dat is het gevaar van systeemwetten: je roept nodeloos overleg over je af. De vlucht in regels en wetten is vaak een excuus om dingen in de vertraging te gooien. Dat wil ik niet. Ik wil aan de slag. Nu."
Foto: NOC*NSF
Dit interview is een ingekorte versie van een groter artikel uit vakblad Sport&Strategie (editie 3-2022). Het hele interview lezen?