Afgelopen jaar zijn met steun van het Ministerie van VWS 32 Proeftuinen Clubkadercoaches opgezet om te experimenteren met de inzet van buurtsportcoaches als clubkadercoaches. Erik Lenselink, manager Corporate Affairs bij NOC*NSF, vertelde eerder in het vakblad Sport & Strategie dat dit project voor NOC*NSF cruciaal is met het oog op het verder professionaliseren van de verenigingssport in Nederland. Het maximaal toerusten van sportclubs om alle maatschappelijke taken en verwachtingen te vervullen zal in de toekomst alleen maar belangrijker worden, stelt hij. “Hoe kunnen we onze verenigingen, sporttechnisch en bestuurlijk, helpen en versterken?”
Met de introductie van de clubkadercoach heeft de buurtsportcoach naast een netwerk-, beleids- en gymlerarenprofiel ook een technisch profiel gekregen: iemand die bij clubs vrijwilligers en trainers opleidt, begeleidt en coacht. Maar daarnaast heeft de clubkadercoach ook de opdracht om een structurele vorm van trainersbegeleiding op te zetten; zodat het normaal wordt dat er gerichte aandacht is voor de minder ervaren trainers en dat zij met name op pedagogisch-didactisch vlak serieus begeleid worden.
Een steun in de rug, waar volgens Lenselink veel verenigingen naar snakken: "De eisen die aan sporttechnisch kader en begeleiders worden gesteld, zijn de laatste jaren danig opgeschroefd. Het gaat niet alleen meer om de basics van een sport uitleggen, maar ook om dat te doen op een pedagogisch verantwoorde en sociaal veilige manier. Tegelijkertijd is de bereidheid van vrijwilligers om zich laten te scholen lager geworden. Online een tekst lezen of een filmpje kijken gaat nog wel, maar een cursus van twintig weken volgen, dat is moeilijk geworden. De clubkadercoach is een van de oplossingen om dat probleem aan te pakken: hij werkt op de club. Kijkt naar trainingen, geeft tips en vertelt hoe het anders kan, soms in de vorm van korte scholingen. Ook is hij de professional die samen met de trainers zorgt voor een goede, sporttechnische structuur binnen een vereniging."
In de 32 proeftuinen wordt geëxperimenteerd met uiteenlopende varianten en modellen, vertelt Lenselink. "Eén clubkadercoach bij één club; één clubkadercoach bij verschillende verenigingen in dezelfde sport. Maar ook één clubkadercoach op één sportpark, met meerdere verenigingen in verschillende takken van sport. De gemeenten hebben de vrijheid zelf te bepalen hoe en hoeveel buurtsportcoaches ze willen inzetten in de rol van clubkadercoach. Voor een gemeente kan het model van één clubkadercoach op één sportpark, voor meerdere sporten en verenigingen, heel aantrekkelijk zijn. Vooral als je hem wilt inzetten op sporttakoverstijgende thema’s, zoals veiligheid en een pedagogisch sportklimaat, want dat kun je prima collectief oppakken. Een sportbond daarentegen ziet misschien liever dat de clubkadercoach alleen met verenigingen in zíjn sport werkt. Want dan kan hij ook de sporttechnische kwaliteit van de trainers en vrijwilligers meenemen in zijn begeleiding."
"Een relatief kleine investering met een heel hoog maatschappelijk rendement", zo omschrijft Lenselink de inbreng van de clubkadercoach. "Er zijn natuurlijk clubs die het zelf al heel goed voor elkaar hebben en die het prima zonder clubkadercoach kunnen stellen. Maar er zijn ook tal van verenigingen waar het echt helpt om er een professional bij te hebben die specifiek voor bepaalde taken is opgeleid. Alleen is het totaal aantal buurtsportcoaches te laag om alle sportverenigingen die daar behoefte aan hebben te voorzien van een clubkadercoach."
"Verdere professionalisering van de verenigingssport zal hoog op het verlanglijstje van NOC*NSF komen te staan"
Onder regie van NOC*NSF en de KNVB wordt in de 32 proeftuinen mede onderzocht welke clubkadercoachvariant het beste voldoet en waaraan de meeste behoefte bestaat. Lenselink: "Juist omdat de sporttechnische kwaliteit van trainers en vrijwilligers cruciaal is voor de beslissing om al dan niet te blijven sporten, zou uit dat onderzoek wel eens kunnen blijken dat de gezamenlijke behoefte nog groter is dan we nu al denken en dat we uit een veel ruimer aanbod dan de huidige 6.000 buurtsportcoaches moeten kunnen putten. Helemaal als je je bedenkt dat de clubkadercoach, via kennismakingslessen en naschoolse activiteiten, ook uitstekend de verbinding met het onderwijs kan leggen. Ook kan hij worden ingezet om bij verenigingen meer sportaanbod voor ouderen te realiseren. Door de week worden veel accommodaties immers weinig gebruikt."
Hoe hard het aantal buurtsportcoaches kan groeien, hangt sterk af van de rijksoverheid. Lenselink: "Voorjaar 2021 zijn er Tweede Kamerverkiezingen. We denken stevig na wat richting die verkiezingen onze inzet zal zijn. Lokaal staat het thema Sport en bewegen al hoog op de agenda. Landelijk kan het nog veel beter. Dus daar ligt een belangrijke opdracht: de politiek nog beter doordringen van de maatschappelijke waarde van sport. Sport zorgt voor participatie en integratie in de samenleving, voor gezondheid, vitaliteit. De multiplier van de sport is heel hoog. Maar alleen als je ook investeert in de kwaliteit van de sport en haar maximaal toerust om al die taken en verwachtingen te vervullen. Een belangrijk thema is dus: Hoe kunnen we onze verenigingen, sporttechnisch en bestuurlijk, helpen en versterken? Een van de evidente mogelijkheden is zorgen voor meer buurtsportcoaches en clubkadercoaches die bij clubs leiding kunnen geven aan een kwalitatieve upgrade. Verdere professionalisering van de verenigingssport zal hoog op het verlanglijstje van NOC*NSF komen te staan."
Dit is een deel uit een artikel dat eerder in vakblad Sport & Strategie (editie 1-2020) verscheen. Lees ook het eerste deel van het interview met Erik Lenselink.