In Nederland sporten en bewegen wekelijks tien miljoen mensen. Allemaal verdienen zij een goede trainer-coach. Of het nu gaat om het 5-jarige meisje dat voor het eerst naar de hockeytraining gaat of de 85-jarige man die zijn wekelijkse baantjes in het zwembad trekt. Maar een goede trainer-coach is niet vanzelfsprekend, terwijl hij of zij een doorslaggevende rol speelt hoe lang iemand blijft sporten en bewegen.
NOC*NSF organiseerde donderdag 14 november de werkconferentie voor trainer-coaches op niveau 3 en 4. Op de conferentie, die werd gehouden op het Graafschap College in Doetinchem, waren mensen vanuit de sport, het onderwijs en het ministerie van OCW aanwezig. Samen formuleerden zij een antwoord op de vraag hoe de sport en het onderwijs beter kunnen samenwerken bij het opleiden van vakbekwame trainer-coaches op niveau 3 en 4.
"Een goede samenwerking tussen de sportbonden en het onderwijs is cruciaal", zegt Richard Kaper, Manager Sportparticipatie bij NOC*NSF. "Niet iedereen die trainer-coach is, heeft het vak op school geleerd. Het is belangrijk dat we ook de zij-instromers op verschillende leeftijden de mogelijkheid geven het vak te leren. Daarbij hebben we de kennis en kunde van de bonden nodig. Alleen als we samenwerken kunnen we zorgen voor goede trainer-coaches."
Volgens Goos Karsten wordt nog te vaak gekeken naar de verschillen tussen de sportbonden en het onderwijs. In de ogen van de Opleidingsmanager van CIOS Heerenveen Leeuwarden moeten de nadruk liggen op de raakvlakken die er zijn, om vervolgens de verschillen weg te werken. Beide partijen hebben baat bij een goede samenwerking. "Enerzijds zorgt de samenwerking ervoor dat het onderwijs de studenten arbeidsperspectief kan bieden. Anderzijds profiteren de bonden van een goede trainer-coach in hun organisatie."
"Niet iedereen die trainer-coach is, heeft het vak op school geleerd"
Dat is precies wat de bonden willen, meent Nina Oosterloo, Productmanager Education bij de KNGU. Volgens haar zijn de sportbonden en het onderwijs over veel zaken het al eens, maar is er een gebrek aan uitwisseling. Een goede samenwerking is voor haar gebouwd op vertrouwen. "We moeten elkaars expertise durven erkennen."
Oosterloo is ervan overtuigd dat het onderwijs op pedagogisch en didactisch vlak een belangrijke bijdrage kan leveren aan de sportbonden. Bij de KNGU hebben ze de eerste stappen al gezet. De bond heeft op pedagogisch vlak expertise vanuit het onderwijs ingeroepen om het niveau van de bondsopleiding te verhogen.
Sportbonden zelf kunnen op sporttechnisch vlak het nodige aan het onderwijs toevoegen, zegt Oosterloo. Als voorbeeld noemt ze topcoaches die als rolmodel en inspiratiebron op opleidingen kunnen fungeren. Of de verenigingen die onder de bond vallen. Hier zouden trainer-coaches in opleiding hun stage kunnen lopen.
Kansen genoeg, alleen moeten die benut gaan worden, menen de betrokkenen. Om de meerwaarde daarvan te benutten is een betere samenwerking nodig. Zowel op kwalitatief als kwantitatief niveau. Kaper: "De kwaliteit van de opleidingen gaat omhoog als we de krachten bundelen. Daarnaast moeten we op locatie samenwerken als blijkt dat in bijvoorbeeld Groningen de badmintonleraren dun bezaaid zijn."
Karsten benadrukt dat die samenwerking alleen gaat werken als zowel het onderwijs als de sportbonden het gezamenlijk belang voor ogen houden: het professioneel opleiden van voldoende vakbekwame trainer-coaches. In het verleden ervoer de opleidingsmanager van CIOS Heerenveen Leeuwarden dat teveel in eigen belang werd gedacht. "Maar het doet er niet toe welke vlag het hoogst hangt." Alleen door gezamenlijk op te trekken kan de positie van de trainer-coach versterkt worden, meent hij.
De werkconferentie in Doetinchem moet daar een eerste aanzet toe zijn. Kaper: "Het is goed dat we de dialoog met elkaar zijn aangegaan en we de relaties die er al waren nog verder hebben uitgediept. De komende weken en maanden gaan we de volgende stappen zetten."
Lees ook het verslag van de Werkconferentie 'leerlijn topsport- en talentcoaches':