De spagaat van selecteren in de topsport

Topsporter Simone van de Kraats geeft inzicht in hoe waterpololanden hun toekomst vormgeven

Met de Olympische Spelen van Parijs 2024 achter de rug, worden de selecties voor de nieuwe cyclus richting Los Angeles 2028 definitief bepaald. Waterpoloster Simone van de Kraats ziet dit proces van dichtbij bij TeamNL. Haar sport, waarin fysieke kracht, tactisch vernuft en mentale weerbaarheid samenkomen, kent wereldwijd uiteenlopende selectieprocedures. De wijze waarop landen hun teams samenstellen, zegt niet alleen iets over hun sportcultuur, maar heeft ook directe impact op de prestaties en duurzaamheid van hun programma’s. Maar nog belangrijker: zorgen de huidige selectiecriteria er niet voor dat we juist talent verliezen? En brengt het huidige model waterpolo als sport in gevaar?

Na elke Olympische cyclus staan nationale bonden voor cruciale beslissingen: doorselecteren of bouwen op ervaring? Nederland, traditioneel een sterke waterpolonatie, hanteert een hybride aanpak waarbij jonge talenten vroeg worden ingepast, maar ervaring een onmiskenbare factor blijft. De Verenigde Staten daarentegen hanteren een langdurig gecentraliseerd programma waarin speelsters jarenlang samen trainen, waardoor chemie en automatisme dominant zijn. Vooral in het Olympische seizoen zijn de Amerikaanse atleten maanden van huis om zoveel mogelijk samen te trainen.

Olympische Cycli en Selectiebeleid

Andere landen, zoals Hongarije en Spanje, kiezen voor een radicale aanpak. Na het einde van een cyclus wordt de selectie grotendeels vernieuwd: alleen wie potentieel wordt geacht voor de volgende Spelen, mag blijven. Ervaring en kwaliteit kunnen dan ondergeschikt raken aan de lange termijnplanning. Dit biedt verjonging, maar betekent ook dat spelers die nog waardevol kunnen zijn, abrupt worden afgeschreven.

Uit een studie van Mujika et al. (2018) blijkt dat sporters die binnen een stabiel nationaal trainingscentrum opereren, op lange termijn betere prestaties leveren dan atleten die in kortlopende selectiemodellen moeten pieken. Toch blijft de balans tussen vernieuwing en stabiliteit een uitdaging. Te veel focus op ervaring kan leiden tot stagnatie, terwijl een te strikte doorselectie waardevolle expertise en potentieel overboord gooit. Maar wat als de focus op vroege selectie en rigide systemen niet alleen individuen benadeelt, maar ook de sport als geheel?

Selectie in vergelijking met andere sporten

Waterpolo is niet uniek in deze dilemma’s. In het wielrennen zien we dat ploegen zoals Jumbo-Visma kiezen voor een wetenschappelijk onderbouwde, data-gedreven selectie, waarbij prestaties over een lange periode worden geanalyseerd. In teamsporten zoals rugby of voetbal wordt vaker gewerkt met een breed scoutingsnetwerk en tijdelijke selecties, zodat talenten zich in meerdere fasen kunnen bewijzen.

Basketbal biedt een ander perspectief: Team USA selecteert voor grote toernooien een mix van gevestigde sterren en jonge talenten, maar met een veel kortere voorbereidingstijd. Waterpolo bevindt zich in een middenpositie: hoewel internationale ervaring cruciaal is, spelen ook fysieke en mentale groeicurves een doorslaggevende rol. De ontwikkeling op elk van deze vlakken is immers voor ieder individu anders en niet altijd te voorspellen.

Uit onderzoek van Gullich et al. (2019) blijkt dat een laat specialisatieproces in veel sporten leidt tot een grotere kans op topsucces. Dit wringt met het waterpolomodel, waarin vroegtijdige selectie en specialisatie vaak onvermijdelijk zijn door de intensiteit van de sport. Het probleem? We riskeren om atleten te verliezen die pas later hun volledige potentieel bereiken.

De schaduwzijde van selectiebeleid: uitval en demotivatie

De manier waarop selecties worden samengesteld, heeft niet alleen impact op de prestaties aan de top, maar ook op de doorstroom in de sport. In de amateursport zien we vergelijkbare mechanismen: een rigide selectiebeleid zorgt voor vroege uitval. Hoeveel potentieel talent is al verloren gegaan omdat ze op hun twaalfde nog niet groot of sterk genoeg waren?

In het jeugdvoetbal bijvoorbeeld verliezen duizenden talentvolle spelers hun motivatie doordat zij op jonge leeftijd worden afgeschreven (Ford et al., 2020). Hetzelfde fenomeen dreigt binnen het waterpolo, waar talenten vroeg worden geselecteerd en degenen die later rijpen, minder kansen krijgen. Of talenten krijgen op jonge leeftijd veel minuten in het water, waardoor ze op jonge leeftijd uitgeblust zijn en niet meer kunnen. Het gevolg? Een kleinere vijver waaruit nationale teams kunnen vissen, minder diversiteit in speelstijlen en uiteindelijk een sport die zichzelf onnodig beperkt.

Dit heeft niet alleen gevolgen voor de sportparticipatie, maar ook voor de pool van beschikbare topsporters. Een sport die zichzelf afsluit voor late ontwikkelaars en zich rigide vastklampt aan traditionele selectiemethoden, loopt het risico op lange termijn minder competitief te worden. Er dient altijd genoeg breedte in de ploeg te zijn en mogelijkheid tot instroom vanuit de jeugd om als topsport duurzaam te kunnen blijven presteren.

De toekomst: een flexibeler selectiemodel?

Moeten we dan radicaal afstappen van de huidige methodes? Niet per se. Maar een kritische reflectie op hoe de huidige selectiecriteria zijn opgesteld, is goed te blijven doen. Nationale teams die meer ruimte geven aan late ontwikkelaars en spelers langer laten groeien in de nationale structuur, kunnen op lange termijn een duurzamere en bredere talentpiramide bouwen. In dat opzicht valt er veel te leren van sporten als atletiek en roeien, waar individuele ontwikkeling vaker vooropstaat en prestaties over langere periodes worden beoordeeld.

Voor waterpololanden ligt de sleutel in een balans tussen stabiliteit en vernieuwing, tussen ervaring en talent. Maar als we vasthouden aan een systeem dat atleten op jonge leeftijd in hokjes stopt en te weinig ruimte laat voor ontwikkeling, brengen we niet alleen carrières in gevaar, maar ook de sport zelf.

De vraag is dus niet alleen: wie zijn nu de beste speelsters? Maar vooral: hoe zorgen we ervoor dat we de besten van de toekomst niet verliezen door een te strak en kortzichtig selectiesysteem?

Want als de manier van selecteren de sport schaadt, hoe kan waterpolo dan ooit floreren?

Bronnen

  • Mujika, I., & R. J. Padilla (2018). "The Scientific Bases of Performance in High-Level Team Sports." Sports Medicine, 48(6), 1325-1336.
  • Gullich, A., Macnamara, B. N., & Hambrick, D. Z. (2019). "What Makes a Champion? Early Versus Late Specialization in Sports." Perspectives on Psychological Science, 14(2), 273-291.
  • Ford, P. R., Le Gall, F., Carling, C., & Williams, A. M. (2020). "The Developmental Experiences of Elite Youth Footballers: Insights Into the Relative Age Effect." Journal of Sports Sciences, 38(13), 1501-1509.

Over de auteur

Simone van de Kraats is een waterpolospeelster voor TeamNL en maakt sinds 2018 deel uit van het Nederlandse nationale team. Met haar team behaalde ze grote successen, waaronder de wereldtitel in 2023 en de Europese titel in 2024, gewonnen in eigen land. Op de Olympische Spelen van 2024 veroverde ze bovendien de bronzen medaille. Individueel werd ze in 2023 door Total Waterpolo uitgeroepen tot Beste Speelster van de Wereld en was ze topscorer op de Olympische Spelen van Tokio (2020NE).

Naast haar topsportcarrière werkt Simone parttime bij Deloitte, schrijft ze als columnist voor Helden en is ze actief als spreker. Daarnaast rondt ze haar master Management Science aan de Open Universiteit af.

Volg Simone van de Kraats op LinkedIn