"Corona is een aanslag op ons, onze samenleving en onze economie." Dat staat in het voorwoord van de Miljoenennota 2020 die vandaag wordt gepresenteerd. Die aanslag geldt ook voor het Nationaal Beweegtekort dat we al hadden. Want ondanks dat de sportsector de poorten weer heeft geopend en iedereen het heeft over het belang van een gezonde leefstijl, laat de coronacrisis nog altijd een vervelende erfenis achter. Een derde van de Nederlanders geeft half augustus nog altijd aan (veel) minder te zijn gaan bewegen dan voorheen. Omdat het er niet na uitziet dat het virus op korte termijn zal verdwijnen, is het belangrijk om te leren hoe beschikbare tijd, geld en sociale contacten samenhangen met ons sport- en beweeggedrag.
Het afgelopen voorjaar raakten de maatregelen die de verspreiding van het coronavirus moesten voorkomen de sportsector in haar kern, doordat fysiek contact en sociale ontmoeting een tijdlang niet toegestaan was. Vanwege het maatschappelijk belang kreeg de (jeugd)sport als een van de eerste weer toestemming om van start te gaan en vanaf 1 juli werd er voor de sector zelfs een bijzondere uitzondering gemaakt in het coronabeleid: tijdens het sporten hoeft geen anderhalve meter afstand te worden gehouden. Hierdoor kunnen alle binnen- en buitensporten inclusief contactsporten en wedstrijden weer worden georganiseerd.
Uit de Sportparticipatie Index van NOC*NSF blijkt dat in juni als vanouds ruim 60% van de bevolking minimaal 4 keer per maand aan sport doet. Er hebben echter belangrijke verschuivingen plaatsgevonden in ons sportgedrag. Toen de verenigingen, sportgroepjes en commerciële aanbieders tijdelijk sloten, ging men individueel en ongeorganiseerd sporten. Vooral laagopgeleiden en de jeugdsport bleven stil zitten. Hopelijk hebben de leden en klanten inmiddels weer de weg teruggevonden naar het georganiseerde sportaanbod want de context waarin je sport en beweegt is belangrijk. Hoewel onderzoek hiernaar nog schaars is, verwacht men dat in de georganiseerde sport (incl. sportscholen), de kwaliteit van de begeleiding, regelmaat en structuur bijdraagt aan een duurzame sportbeoefening. Ook sociaal kapitaal wordt meer gevormd wanneer sprake is van regelmatige en intensieve interactie in een betrekkelijk informele sfeer (Rapportage Sport SCP).
Deze verschuivingen in context kan mogelijk de reden zijn dat ondanks een terugverende sportparticipatie, we nog altijd (veel) minder bewegen dan voor de crisis. Dat is namelijk de uitkomst van het laatste onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Maatschappij (RIVM) onder 61.500 Nederlanders. Voor de coronacrisis bewoog de helft van de Nederlanders al te weinig, maar half augustus blijkt nog altijd een kwart van de Nederlanders minder te bewegen dan voor de coronacrisis en nog eens 7,4% zelfs veel minder. Er is gelukkig wel een klein lichtpuntje: rond de 15% van de Nederlanders is (veel) meer gaan bewegen. Daarmee lijken we dus een nieuw soort evenwicht te hebben gevonden. Maar als we dit in sporttermen moeten uitdrukken: we staan sinds de uitbraak van het coronavirus (alweer) met 2-1 achter.
Doordat meer individueel en ongeorganiseerd werd gesport kan het zijn, dat dit wel vier keer in de maand wordt gedaan maar dat dit minder lang of intensief is als voor de crisis. Mogelijk zijn vooral de sportieve veelvraten iets meer of minder gaan doen en is een beetje meer of minder bewegen niet hetzelfde als te weinig of genoeg bewegen. Iets minder voor de hand ligt het dat de Nederlanders die (veel) meer zijn gaan bewegen, de sporters die minder bewegen hebben vervangen. Er zijn immers bonden die deze zomer een flinke toestroom hebben gehad aan nieuwe leden. (Zie de KNLTB)
"Zonder onderzoek naar de oorzaken van ons achterblijvend Nationaal Beweegtekort blijven we met hagel en goede intenties schieten"
De terugverende sportparticipatie kan natuurlijk ook los staan van de schade aan ons Nationaal Beweegtekort. Uit het onderzoek Corona & Sport van het Mulier Instituut bleek dat in het voorjaar van 2020 er een flinke afname was te zien in het fietsen en wandelen naar het werk doordat er werd thuisgewerkt. Dit werd gecompenseerd door iets meer recreatieve wandelingen, fietstochten en hardlooprondjes maar niet genoeg om de algehele afname in sport en bewegen te compenseren. Nu er weer mondjesmaat buiten de deur kan worden gewerkt en de kinderen weer naar school gaan zou je verwachten dat deze beweegachterstand wordt ingelopen. Maar dat blijkt dus nog niet helemaal het geval te zijn. Hoe deze verschuivingen en verschillen precies tot stand komen is nog onbekend. Met een paar extra thermometers in de samenleving kan waarschijnlijk een deel van de vragen beantwoord worden maar de onderliggende vraag daarbij blijft; welke oorzaken hebben deze verschuivingen en hoe kunnen we de positieve ontwikkelingen stimuleren en de negatieve dempen of voorkomen?
Deze inzichten kunnen Joop Alberda en beweegprofessor Erik Scherder vast ook goed gebruiken. Al tijdens de coronacrisis trokken zij samen met een handvol huidige en voormalig topsporters en -trainers ten strijde om bewegingsarmoede in Nederland een halt toe te roepen en van bewegen het nieuwe normaal maken. Het laatste nieuws is dat er in het voorjaar van 2021 grote stappen op dit gebied kunnen verwachten, doordat een interdepartementaal en bij voorkeur evidence-based landelijk programma wordt ontwikkeld. Dat biedt hoop, maar we kunnen niet op onze lauweren gaan rusten. Het is nu tijd om nieuwe evidence in kaart te brengen en laat het coronavirus nu een mogelijke proeftuin zijn om te kijken hoe mensen zich in veranderlijke omstandigheden bewegen. Die veranderlijke omstandigheden dienen zich de komende winter vanzelf aan.
Afgelopen voorjaar werd het aantal ziekenhuisopname zo hoog dat de overheid besloot om de hele samenleving beperkende maatregelen op te leggen. Hierdoor werden sport- en fitnessclubs gesloten en evenementen en competities afgelast. Alleen het individueel sporten in de openbare ruimte of thuis via online instructies was mogelijk. Tegelijkertijd moest er massaal thuisgewerkt worden, bleven schoolgaande kinderen thuis, lagen sommige bedrijfstakken tijdelijk stil en kon men elkaar even niet ontmoeten. Dit zorgden daarom ook voor een flinke opschudding in de beschikbare tijd, geld en sociale contacten van mensen en daarmee de vraag naar sport en bewegen. Velen moesten - en misschien nog steeds - op zoek naar een nieuwe balans waardoor dagelijkse routines veranderden. Deze gevolgen zullen anders hebben uitgepakt bij verschillende sociaaleconomische of culturele groepen door verschillen in leefstijl, posities, en rollen en taken in de samenleving.
Wanneer de herfststormen en winterkou ons weer naar binnen jagen, neemt de kans op een nieuwe golf van coronabesmettingen weer toe. Bovendien zijn er waarschuwingen voor een economische recessie die op ons afkomt omdat sommige financiële steunvoorzieningen vanuit de overheid worden afgebouwd. Dit gaat (weer) invloed hebben op de vraag en het aanbod van sport en bewegen. We kunnen deze ontwikkelingen zien als een natuurlijk experiment, een interventie, waar we met zijn allen aan bloot komen te staan, die effecten gaat hebben op ons sport- en beweeggedrag en die we systematisch kunnen evalueren. Vooral als lokale verschillen in sportaanbod optreden wordt het interessant om te zien wat daar gebeurt.
"Een evidence based en interdepartementaal Deltaplan voor Bewegen moet ons een Nationaal Beweegoverschot opleveren"
Deze coronacrisis biedt daarom een unieke kans om de rol van hulpbronnen in variërende omstandigheden te onderzoeken. Zo onderzoekt mijn collega Jasper van Houten al samen met de Radboud Universiteit en het Mulier Instituut hoe ieders hulpbronnen veranderingen rondom belangrijke levensgebeurtenissen (trouwen, kinderen krijgen, starten met werken, samenwonen etc.) samenhangen met het sport- en beweeggedrag. Nu maken we met de coronacrisis allemaal tegelijk een belangrijke levensgebeurtenis mee die vervolgens op verschillende manieren invloed heeft op onze beschikbare hulpbronnen. Het is belangrijk om te weten hoe dit ons sport en beweeggedrag beïnvloed omdat we daarmee de positieve effecten van de coronacrisis behouden kunnen worden en de negatieve effecten zoveel mogelijk beperkt.
Het spreekt voor zich dat de overheid een grote rol speelt om de kwalijke ontwikkelingen te dempen en de gunstige kansen verder te vergroten. Niet voor niets kondigt het kabinet vandaag op Prinsjesdag aan dat ze flink in de Nederlandse economie willen investeren. Daarbij wordt wel duidelijk dat ze langzaam de bestaande ondersteuningsmaatregelen gaan afbouwen. Daarmee verschuift de focus van het financieren van het bestaande aanbod naar het stimuleren van de vraag. Ook voor de sportsector breken daarom belangrijke tijden aan: er zal meer gekeken moeten worden hoe de goede in plaats van slechte gewoonten kunnen worden aangeleerd. Volgens Erik Scherder is dit het moment om lichamelijke activiteit als gezondheidsdoel op nummer 1 te zetten. Dat kan echter alleen wanneer er genoeg wordt geïnvesteerd naar onderzoek in de oorzaken van ons achterblijvend Nationaal Beweegtekort. Zonder deze inzichten blijven we met hagel en goede intenties schieten. Het gevaar daarvan is dat een deel van het georganiseerde sportaanbod ondanks alle steunmaatregelen van de afgelopen tijd alsnog in de problemen gaat komen, doordat zij te weinig leden, klanten of gebruikers over de vloer krijgen.
De komende winter zou door het coronavirus de rol van geld, de invloed van ons sociaal netwerk, onze beschikbare vrije tijd en het beschikbare sportaanbod in samenhang tot ons sport en beweeggedrag moeten worden uitgezocht. Deze verklarende inzichten kunnen ons nog jaren vooruithelpen in een evidence based en interdepartementaal Deltaplan voor Bewegen die ons een Nationaal Beweegoverschot moeten opleveren. Of als dit in sporttermen moet worden uitdrukt: dan kunnen we achterstand nog ombuigen naar een knappe winst.