De bom onder het transfersysteem is gebarsten. Althans, zo werd de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Diarra in de media aangekondigd. Het zou de grootste aardverschuiving in het voetbal worden sinds het Bosman-arrest, dat tot gevolg had dat voetballers na afloop van hun contract transfervrij konden overstappen naar een andere club. Is er inderdaad sprake van een “Bosman 2.0,” of vallen de gevolgen mee? In dit blog duikt Martin Bax van Vissers Legal dieper in de uitspraak en de consequenties.
Voordat de inhoud van het arrest en de gevolgen daarvan aan bod komen, is het goed de aanloop naar het arrest te schetsen. De Franse topvoetballer Lassana Diarra stond in 2014 onder contract bij de Russische club Lokomotiv Moskou, waar een conflict met zijn trainer ontstond. Na een schorsing vroeg Diarra toestemming om thuis te trainen in plaats van met de groep. Daarover ontstond een discussie, waarop Lokomotiv vervolgens een deel van zijn salaris inhield. Diarra kwam niet meer opdagen en de club zag dit als een eenzijdige opzegging van zijn contract.
De transferregels van de FIFA zijn vastgelegd in de Regulations on the Status and Transfer of Players (RSTP). Die regels bepalen dat een speler de club een schadevergoeding moet betalen als deze zijn of haar contract zonder gegronde reden (‘just cause’) beëindigt. De hoogte van die schadevergoeding is onder meer afhankelijk van het nationale recht en ‘de specificiteit van sport’, zonder dat dit nader wordt uitgewerkt. In principe is de speler verantwoordelijk om deze schadevergoeding aan de oude club te voldoen, maar als de speler tekent bij een nieuwe club, dan worden beide gezamenlijk aansprakelijk. Dit speelde ook bij Diarra, die na zijn vertrek bij Lokomotiv wilde tekenen bij het Belgische Sporting Charleroi. Daardoor moest Charleroi, dus ondanks het feit dat Diarra geen arbeidsovereenkomst meer had bij Lokomotiv, in feite een transfervergoeding betalen (zijnde de schadevergoeding). Daarnaast kunnen clubs die een speler aanzetten tot contractbreuk een transferverbod opgelegd krijgen. Omdat Diarra eenzijdig zijn contract had verbroken, werd op grond van de RSTP automatisch het vermoeden aangenomen dat Charleroi hem hiertoe had aangezet. Ook kon de Russische voetbalbond met een beroep op de RSTP weigeren het benodigde transfercertificaat voor Diarra af te geven.
Omdat al deze maatregelen Charleroi boven het hoofd hingen, besloot zij van het contracteren van Diarra af te zien. Uiteindelijk durfde Sporting Marseille het wel aan en kon Diarra zo na bijna anderhalf jaar weer spelen. In de tussentijd had het interne geschilbeslechtingsorgaan van de FIFA, de Dispute Resolution Chamber, geoordeeld dat Diarra een schadevergoeding van 10,5 miljoen euro verschuldigd was aan Lokomotiv, een beslissing die later door het Court of Arbitration for Sport werd bevestigd. Diarra nam advocaat Jean-Louis Dupont, de advocaat die ook Bosman bijstond, in de arm en startte een procedure bij de Belgische rechtbank. In hoger beroep stelde het Belgische hof prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie over de verenigbaarheid van bepaalde RSTP-bepalingen met het Europese recht.
In het arrest beoordeelt het Hof van Justitie of de transferregels in strijd zijn met twee Europeesrechtelijke beginselen. Allereerst toetst het Hof de RSTP aan het beginsel van vrij verkeer van werknemers. Dit beginsel houdt in dat het, behoudens een rechtvaardigingsgrond, niet toegestaan is om maatregelen in te stellen die EU-onderdanen benadelen wanneer zij werkzaam willen zijn in een andere lidstaat. Het moge duidelijk zijn dat de RSTP-bepalingen voetballers benadelen als zij willen overstappen naar een andere club. Er moet dus worden beoordeeld of deze regels gerechtvaardigd, proportioneel en noodzakelijk zijn om een bepaald doel te bereiken. FIFA voerde aan dat de regels de stabiliteit van selecties waarborgen en daarmee eerlijke competities mogelijk maken. Hoewel het Hof dat een legitiem doel vond, vond het de reglementen niet proportioneel: de RSTP bevatten geen heldere regels voor het berekenen van de hoogte van de schadevergoeding en het bewijsvermoeden op grond waarvan de nieuwe club automatisch aansprakelijk is en de oude bond geen transfercertificaat hoeft af te geven, houdt geen rekening met de omstandigheden van het geval, zoals het gedrag van de oude club.
Het tweede beginsel dat het Hof toetst is het kartelverbod, dat verbiedt dat ondernemingsverenigingen besluiten nemen die de Europese mededinging beperken of verstoren. De regels van de FIFA, die als een besluit van een ondernemingsvereniging worden beschouwd, beperken volgens het Hof de mededinging. Het Hof oordeelt dat de regels een anti-ronselbeding tussen voetbalclubs inhouden. De clubs kunnen door die regels namelijk niet zonder akkoord van de andere club of zonder het risico op enorme en onvoorspelbare schadevergoedingen een speler aantrekken die nog onder contract staat bij een andere club. Het Hof schrijft dat het beginsel van schadevergoeding bij contractbreuk, zoals geregeld in het normale contractrecht, voldoende is om te waarborgen dat clubs hun spelers langdurig kunnen binden.
Het transfersysteem staat op instorten nu het Hof er een bom onder heeft gelegd. De onduidelijkheid over de schadevergoeding voor de spelers en het grote risico op hoofdelijke aansprakelijkheid en een transferverbod voor de clubs, zorgde ervoor dat het voor spelers gunstiger werd om bij hun club te blijven, terwijl clubs geneigd waren om risico’s af te kopen met een transfersom. Nu het Hof de regels die deze risico’s in het leven roepen strijdig met het EU-recht heeft verklaard, is een overstap zonder transfersom veel gemakkelijker en zal de transfermarkt ingrijpend veranderen.
De FIFA zal haar reglementen moeten aanpassen. Transferperiodes en het verbod voor spelers om in het midden van het seizoen zonder gerechtvaardigde reden hun contract te beëindigen kunnen blijven bestaan, maar de schadevergoeding moet lager en voorspelbaarder zijn. Hierbij zal ook het nationale recht moeten worden betrokken, wat ervoor zorgt dat die compensatie mogelijk per land zal verschillen. Ook de regel dat ingeval van contractbreuk automatisch vermoed wordt dat de nieuwe club daaraan heeft bijgedragen, moet worden aangepast. Voor hoofdelijke aansprakelijkheid en een mogelijk transferverbod moet bewijs zijn dat de nieuwe club de speler heeft aangezet tot contractbreuk.
Met deze uitspraak in de hand kunnen spelers nu veel makkelijker hun contract opzeggen en een transfer maken. Hoewel spelers nog steeds een schadevergoeding moeten betalen, zal deze een stuk lager zijn en van tevoren grotendeels vaststaan. Bovendien hoeven clubs minder rekening te houden met een transferverbod als zij een speler aantrekken die zijn contract heeft opgezegd zonder goede reden.
De oude club van de speler zal het nu moeilijker krijgen om haar schade te verhalen in geval van eenzijdige contractbreuk. Als een speler naar het buitenland vertrekt, dan neemt hij zijn geld en bezittingen mee. Een claim incasseren wordt dan een stuk minder makkelijk. Waar voorheen clubs zich dan konden melden bij de nieuwe club en deze onder druk van sportieve sancties vaak betaalde, zal dat nu een stuk moeizamer gaan. De oude club zal dan bewijs moeten leveren dat de club heeft meegewerkt aan het eenzijdig verbreken van het contract en dat bewijs is bijna onmogelijk te verkrijgen.
Deze veranderingen hebben ook gevolgen voor de posities van spelers en clubs in de transferonderhandelingen. Een speler en kopende clubs krijgen meer macht, waardoor verkopende clubs waarschijnlijk akkoord moeten gaan met lagere transfersommen. Kopende clubs kunnen het geld dat zij besparen op transfersommen investeren in tekengelden of hogere salarissen voor spelers. Dit kan echter nadelig zijn voor opleidingsclubs, die minder transferinkomsten zullen ontvangen. Deze dalende inkomsten kunnen uiteindelijk gevolgen hebben voor de salarissen en budgetten van jeugdopleidingen bij die clubs. Concluderen dat alle spelers voordeel hebben bij deze uitspraak, is daarom te kort door de bocht.
Lagere transfersommen kunnen het gat tussen topclubs en kleinere clubs vergroten. Topclubs ontvangen hogere tv-inkomsten, die ze kunnen herinvesteren. Terwijl kleinere clubs soms afhankelijk zijn van transfersommen om in jeugd en salarissen te investeren. Als deze herverdelende functie van het transfersysteem wegvalt, dan zullen de topclubs dit geld kunnen houden en zullen de kleinere clubs verder achterop raken. Er zijn echter ook stemmen die verwachten dat dit effect meevalt, omdat het geld dat niet in transfersommen wordt gestoken in het vervolg op zal gaan aan spelerssalarissen en tekenbonussen.
De FIFA heeft een dialoog geopend en roept stakeholders, zoals spelersvakbond FIFpro, op om voorstellen te doen voor het aanpassen van de RSTP. Als de FIFA haar herverdelingsfunctie van het transfersysteem wil behouden, zal zij moeten overleggen met spelersvakbonden en clubvertegenwoordigers. In Europese rechtspraak is ook uitgemaakt dat cao-bepalingen onder bepaalde voorwaarden zijn uitgesloten van de werking van de mededingingsregels. Dit biedt mogelijkheden om spelersvakbonden en vertegenwoordigers van clubs en, in het verlengde daarvan supportersverenigingen en voetbalcompetities, een stem te geven bij de FIFA. Het zou de FIFA kunnen helpen om een toekomstige Bosman of Diarra te voorkomen, nu de spelersvakbonden en competities een volgende Europese zaak zijn gestart in hun strijd tegen de overvolle spelerskalenders. Mogelijk kan er dan ook een oplossing gevonden worden voor alle clubs en spelers die benadeeld zijn door de reglementen van de FIFA en die nu al overwegen grote schadevergoedingen te eisen van de FIFA. In afwachting van de uitkomsten van deze overleggen heeft de FIFA inmiddels alle juridische procedures over het eenzijdig opzeggen van een contract bij de interne organen van de FIFA geschorst.
Foto: Victor Velter / Shutterstock.com
Martin Bax is juridisch adviseur bij Vissers Legal en specialiseert zich in onder meer het sportrecht. Vissers Legal is in Nederland hét kantoor op het gebied van het Sport- en Ondernemingsrecht. Ze werken dagelijks met veel liefde voor atleten, sportbedrijven, verenigingen en overheidsinstanties, met één gezamenlijke passie: sport.
Dit is de zeventiende aflevering van een maandelijkse rubriek rond sport & recht door de specialisten van Vissers Legal. Lees ook deze eerdere bijdragen: