Over een kleine acht maanden gaan de Olympische Spelen van start. De koorts loopt alweer behoorlijk op. Hoe klein de kansen op deelname in Tokio ook zijn, iedereen die ook maar een sprankje hoop heeft, zet alles op alles om dat doel te behalen. Ik heb enorm veel respect voor al die sporters die het proberen maar die in hun hart ook wel weten dat hun kansen gering zijn.
De gouden plakken worden over het algemeen gewonnen door individuen en natuurlijk de hockeyers, die steengoed zijn maar die ook wel het voordeel hebben van een niet al te grote concurrentie. Tijdens de laatste vijf Spelen behoorde de Oranje-équipe altijd tot de top 20. Het hoogtepunt was 2000 (Melbourne). Nederland eindigde in het medailleklassement op de achtste plaats met twaalf keer goud, negen keer zilver en viermaal brons.
Naast het winnende hockeyteam waren er zes sporters die de top van de Olympus succesvol hadden beklommen: Inge de Bruin (zwemmen) en Leontien Zijlaard-Van Moorsel (wielrennen) wonnen ieder goed voor drie gouden plakken, Pieter van den Hoogenband (chef de mission in Tokio volgend jaar) was in twee zwemdisciplines ongenaakbaar en de overige winnaars waren Mark Huizinga (judo), Jeroen Dubbeldam en Anky van Grunsven (resp. springen en dressuur).
Bij de overige vier Spelen was er eveneens sprake van veel successen, met als ondergrens zestien medailles in 2008. Het minste aantal gouden plakken werd behaald in 2004. In datzelfde jaar was het totale aantal overweldigend: 22. Desondanks eindigde Oranje op de bescheiden 18e plek. Gezien het aantal medailles een relatief lage plaats, maar dat komt omdat de gouden plekken bepalen hoe de ranglijst eruit ziet.
De laatste Spelen, in 2016, waren individueel zeer succesvol. Er werd acht keer goud gescoord, zeven keer door een individu en eenmaal door een tweetal lichte roeiers. Het zijn alles bij elkaar prachtige prestaties, waar Nederland best trots op mag zijn.
De successen in teamverband zijn een stuk kleiner. De uitzondering vormde 1996. De hockeyers en de roeiers van de Holland Acht waren ongenaakbaar. Verrassend sleepten ook de Lange Mannen van coach Joop Alberda volleybalgoud in de wacht. Los van de bijna altijd goed scorende hockeyers was er in 2008 onverwacht een superprestatie van de waterpolosters. Het kan dus wel, af en toe. Voor een klein land doen wij het fantastisch. Maar voor sportkoepel NOC*NSF is dit niet voldoende. Na de kwalificatie van de beide hockeyteams en de voetbalsters moeten we méér. Er wordt met extra geld gejaagd op de kwalificatie van de nationale teams in het waterpolo, softbal, volleybal en handbal.
Is het wel verantwoord om steeds meer geld uit te geven aan één evenement in vier jaar tijd?
Waar mogelijk worden er evenementen in ons land georganiseerd, de zogenaamde OKT’s. Miljoenen kost het alles bij elkaar. Een onzekere investering, want het ziet er voor de sommige teams niet al te best uit. Het leek er ook niet best uit te zien voor de handbalsters, die de laatste jaren een geweldige reputatie hadden opgebouwd. De WK-start – een nederlaag tegen laagvlieger Slovenië – leek de opmaat tot een rampzalige wedstrijdenreeks. Maar het team van bondscoach Emmanuel Mayonnade heeft zich opmerkelijk goed gerevancheerd en na de ruime overwinning op Servië ziet het er weer een stuk zonniger uit. Zelfs de nummer 1-positie in de groep is nog haalbaar, maar dan moet er wel gewonnen worden van favoriet Noorwegen. Een tweede of derde plaats is ook voldoende voor plaatsing in het hoofdtoernooi. Er is dus weer volop olympisch perspectief voor de vrouwen.
Maar de vraag blijft: hoe erg is het eigenlijk als een aantal teams zich niet kwalificeert voor Tokio? Voor de sporters is het natuurlijk zwaar balen, maar moeten we er verbaasd naar kijken? Lijkt me niet. De concurrentie is loodzwaar. En zo populair zijn de genoemde sporten niet. Dat is in veel landen heel anders. Daar zijn meer fans, er is meer sponsoring. Als je een land van individualisten bent, is het dan nog wel verantwoord dat je krampachtig gaat proberen om de top te gaan halen? Niet alles is maakbaar. En wat er nog bij komt is dat nogal wat sporters (meestal zijn het vrouwen) hun heil zoeken in landen waar ze meer gerespecteerd worden en dus ook beter betaald. Het gevolg daarvan is dat er bij ons minder vaak gezamenlijk getraind kan worden dan bij de concurrenten. Dat zal waarschijnlijk niet gelden voor softbal en waterpolo maar wel voor volleybal- en handbal. Het is aannemelijk dat de dramatische WK-start van de handbalvrouwen daar wel wat mee te maken heeft.
Mijn indruk is dat we in ons land wel extreem (te!) gericht zijn op de Olympische Spelen. Alles lijkt te draaien om die vermaledijde medaillespiegel. De laatste vijf Spelen behaalden we van 16 (minimaal) tot maximaal 25 medailles. Prima score toch? En wat doet het ertoe als het eens een beetje tegenvalt? Daar ligt toch bijna niemand wakker van?
En voor mij is de prangende vraag: is het wel verantwoord om steeds meer geld uit te geven aan één evenement in vier jaar tijd? Hoewel ik erg van topsport houd, vind ik het nóg belangrijker dat wij sportbeoefening wel gewoon blijven beschouwen als 'prettig en gezond'. En laten we nou eerlijk zijn: zo gezond is topsport niet!
Foto: Ned Snowman / Shutterstock.com