Minister Conny Helder maakte vorige week bekend dat ze versneld wil inzetten op een onafhankelijk integriteitscentrum voor de sport. Sandra Meeuwsen, sportfilosoof en directeur van onderzoekscentrum ESPRIT, vraagt zich af welke impact deze stevige interventie op de sport zal hebben.
Voor wie de veiligheid van de sport een warm hart toedraagt, waren het turbulente dagen. Vorige week bracht sportminister Conny Helder het langverwachte rapport ‘Samen de lat hoger leggen’ uit. Een onderzoek naar de benodigde verbeteringen in de governance en het tuchtrecht voor een veilige en integere sport, uitgevoerd door Andersson Elffers Felix (AEF). De brief aan de Tweede Kamer presenteert de belangrijkste bevindingen: binnen de huidige governance (kortweg: rol- en taakverdeling) lukt het onvoldoende de misstanden in de sport het hoofd te bieden. Met name de toename van meldingen op het gebied van grensoverschrijdend gedrag doet de sport op haar grondvesten trillen. Het ‘Centrum Veilige Sport Nederland’ (CVSN), in 2018 ontstaan op advies van de commissie de Vries, heeft waardevol pionierswerk verricht vanuit haar huidige positie binnen NOC*NSF, maar kan de vraag amper aan. AEF geeft verder nog aan dat het ‘Instituut Sportrechtspraak’ (ISR), waar afgelopen maanden ook de nodigde kritische vragen over zijn gesteld, nog onvoldoende functioneert, maar als zodanig niet ter discussie staat. Het advies is om meer capaciteit toe te voegen aan het ISR om de tuchtrechtelijke opvolging waar te maken.
"Het blijft voor veel bestuurders en coaches een lastige zaak om de schaduwkanten van de sport werkelijk onder ogen te zien. En al helemaal om het eigen aandeel daarin te (v)erkennen"
In haar brief aan de Tweede Kamer pleit minister Helder op basis van het AEF-rapport om nu versneld in te zetten op een onafhankelijk integriteitscentrum voor de sport. Hier zouden de taken van het CVSN in samen komen met de landelijke inzet op het gebied van doping en matchfixing in de sport. Een stevige interventie vanuit de politiek! Is dit een diskwalificatie van de inzet vanuit de sport of juist een stimulans om het samen beter te gaan doen? Kortom, wat is hier nu eigenlijk gaande? De politiek is zich afgelopen jaren steeds meer gaan bemoeien met integriteitskwesties in de sport. Hier wordt de ambivalentie zichtbaar tussen sport als publieke zaak – velen pleiten daarom voor een 'Sportwet' – versus de zogenaamde autonomie van de sport. Als sport een publieke voorziening is, zouden de governance, regelgeving en handhaving binnen een door de overheid gecontroleerde context plaats moeten vinden. Dat is momenteel niet het geval. De sport claimt sinds jaar en dag autonomie: een eigen governancemodel, met eigen regelgeving, opleidingen en tuchtrecht. Deze spagaat gijzelt het integriteitsvraagstuk in de sport. De ingreep van Minister Helder wil hier een eind aan maken. De vraag is, welke impact heeft deze interventie op de sport?
Immers, tot de Commissie de Vries overheerste in de sport een zekere weerstand om het integriteitsvraagstuk te lijf te gaan. Hoe valt dit te begrijpen, in het licht van de traumatische feiten die zich aan ons opdringen? Er is sprake van ontkenning: in de sport voelt geen van de huidige generatie bestuurders en coaches zich schuldig aan wat in het verleden (en soms zelfs nog in het heden) heeft plaatsgevonden. Anders gezegd: men leeft in onschuld. En dan niet in juridische, maar in existentiële zin. Sport is immers dat prachtige domein, waarin zoveel mooie ervaringen zijn op te doen. Het gaat om de kracht van sport, om al die positieve maatschappelijke waarden die sport vertegenwoordigt. Daar is men ooit op aangeslagen, niet op het erkennen en bestrijden van misstanden.
Gelukkig is inmiddels een kentering gaande naar het nemen van verantwoordelijkheid, maar het blijft voor veel bestuurders en coaches een lastige zaak om de schaduwkanten van de sport werkelijk onder ogen te zien. En al helemaal om het eigen aandeel daarin te (v)erkennen. En dus domineert een juridische aanpak om het integriteitsvraagstuk in de sport te lijf te gaan, gecombineerd met voorlichting en codificering. Dit is een reactie die de schuld – in juridische zin - bij de Ander legt; een houding die het mogelijk maakt op afstand te blijven van het trauma. Maar wordt het niet tijd te erkennen dat de cultuur die het integriteitsvraagstuk gecreëerd heeft, gedragen wordt door iedereen in de sport? En dat we dus allemaal in de spiegel hebben te kijken om werkelijk duurzame verandering teweeg te brengen? Marc Overmars en al die anderen die over de schreef gingen, deden dat in de 'voor elkaar, door elkaar' cultuur in de sport die we zo graag bewieroken. En wie durfde op te staan en in te grijpen? Anders gezegd: helpt het om deze 'daders' te straffen en uit te sluiten, of ligt er een andere opgave voor? Het worden spannende tijden na de ingreep vanuit de overheid; slagen we er samen in deze enorme olifant in stukjes op te eten?