Wie, zoals ik, een grote fan is van de racketsporten heeft het moeilijk. Op alle fronten schrijven badminton, squash, tafeltennis en tennis rode cijfers. Wat voor toekomst hebben ze?
Elk jaar komt er via sportkoepel NOC*NSF een ledenrapportage naar buiten. Wie is de grootste, wie de kleinste? Kunnen de traditionelesporten op tegen de populaire sporten die niet aan een bond zijn gelieerd? Het antwoord is luid en duidelijk: nee, die concurrentie is niet te winnen.
De grootste sport is fitness. Meer dan drie miljoen mensen werken zich in het zweet om de spieren te versterken, de soepelheid te vergroten en om er beter uit te zien. Fitness is niet alleen voor volwassenen. Al vanaf een jaar of tien kan er getraind worden. Officieel onder begeleiding, maar daar wordt nogal eens de hand mee gelicht. Knijpt de overheid hier een oogje dicht?
In de slipstream van fitness is de volgorde: wandelen, zwemmen en hardlopen. Pas op de vijfde plaats komt de grootste sportbond. De KNVB is met zo’n 1,2 miljoen leden nog altijd veruit de grootste. Tennis komt op plek twee met 570.000 leden. (De merkwaardigste bond in het rijtje is trouwens Sportvisserij Nederland met meer dan 500.000 leden).
Met de andere racketsportbonden is het huilen met de pet op. Badminton Nederland (ooit 100.000 leden) blijft wegzakken met nog geen 40.000 leden. De Nederlandse Tafeltennis Bond zit eveneens op de glijbaan. Jaarlijks een verlies van zo’n drie procent. Het ooit zo populaire ‘pingpong’ is met nog geen 25.000 contribuanten een bleekscheet geworden. En squash telt met 7000 leden al helemaal niet meer mee. De kanttekening is wel dat squash een typisch individuele sport is die vooral in specifieke squashcentra volop wordt beoefend. Men heeft de bond niet nodig, want vrijwel niemand neemt deel aan de bondscompetitie.
Als je kijkt naar de toekomst van tennis en badminton dan is er nog een redelijke balans bij de jeugd: bijna evenveel jongens als meisjes. Bij tafeltennis ziet het er veel somberder uit: 4500 jongens en slechts 1100 meisjes. De treurige overeenkomst tussen badminton en tafeltennis is dat beide bonden op een onverantwoorde manier de regiostructuren hebben afgeschaft (badminton), dan wel aan de leiband hebben gelegd (tafeltennis). Dat leidt bij de clubs en vrijwilligers tot veel chagrijn en minder interesse om zich in te zetten voor de bond.
Anders is het bij tennis. De KNLTB loopt elk jaar wel terug, maar daar kan tegenover gezet worden dat er veel andere plekken zijn waar deze sport beoefend wordt. De moderne sportcentra bieden naast fitness sporten aan als tennis en zwemmen en moderne activiteiten als yoga, aerobics, spinning en tai chi. En als het een beetje meezit is er ook een sauna. Officieuze cijfers geven aan dat er tenminste 100.000 actieve tennissers zijn die geen lid zijn van de KNLTB. Willen de sportbonden zich handhaven, dan moeten ze inspelen op nieuwe onderdelen. Bij volleybal is dat beach, bij tennis padel en bij basketbal 3 tegen 3. Bonden die alleen maar doen wat ze vijftig jaar geleden ook al deden, zijn gedoemd om steeds meer weg te zakken. Het zijn dus enorme uitdagingen waarvoor behalve geld vooral ook inventiviteit en durf nodig zijn.