Wat een mooi verzoek om periodiek een column te mogen schrijven over de (georganiseerde) sport in Nederland. Het lijkt me goed om te starten met wat mijn drijfveren zijn en hoe je een eerste jaar als voorzitter van de sportkoepel NOC*NSF door komt.
Heel veel jaar geleden ben ik als klein meisje begonnen met handballen bij het Haagse Hellas. Met ouders die bij alle schaatskampioenschappen de tijden meeschreven, ’s nachts opstonden voor bokswedstrijden, geen wedstrijd van Nederlandse teams misten en ook altijd de wedstrijden van mij en mijn broers volgden. Het plezier van sport is mij met de paplepel ingegoten. Wat ik daaraan over heb gehouden is de instelling dat als mensen in de sport je iets geven, het 'normaal' is als je wat terug doet zodra je dat kan.
Het heeft mij toen ook al geleerd dat het niet moet gaan om uitsluiten, maar om samen doen en iedereen accepteren en respecteren zoals hij of zij is. Zo mocht mijn jongste broer niet voetballen omdat mijn ouders als middenstanders niet door de ballotage (?) kwamen. Gelukkig heeft hij gekozen voor een sport waar dat toen al geen probleem was en is uitgegroeid tot begenadigd handballer die vijf maal topscoorder van Nederland werd. En natuurlijk leert de sport zelf je dat het gaat om hard werken, vallen en opstaan, samen sterk worden, samen winnen en sterker worden van verliezen. Respect voor je tegenstander en zorgdragen voor een eerlijke strijd horen daar ook bij. Voor mij zijn dit nog steeds de basisingrediënten voor alles wat ik doe.
"Niet sporten betekent simpelweg dat 'de rekening' naar de toekomst wordt verschoven"
En dan het eerste jaar als voorzitter. Neem aan dat iedereen begrijpt dat het tweede deel van dat eerste jaar door het Coronavirus compleet anders is verlopen dan iedereen had kunnen bedenken. Het eerste deel van dit eerste jaar was gericht op persoonlijke verbinding, kennismaken en veel gesprekken over de uitdagingen en kansen waar we met z’n allen voor staan. Een goede balans tussen topsport, breedtesport en het internationale speelveld maakt dat we de maatschappelijke waarde van sport optimaal kunnen laten zien. Deze tijd maakt meer dan ooit duidelijk dat sport naast verbinding en plezier ook elke Nederlander een betere gezondheid geeft en daardoor de weerstand tegen ziekte verhoogt. Het is goed te zien dat dat besef in het hele land is doorgedrongen. Niet sporten betekent simpelweg dat 'de rekening' naar de toekomst wordt verschoven. Dus het verder versterken van onze sportinfrastructuur is cruciaal voor een vitaal Nederland. Daar maak ik me elke dag hard voor.
En bij deze ambitie hoort dat iedereen elke dag op een veilige manier moet kunnen participeren in de sport. Geen uitsluiting op grond van geslacht, kleur, etniciteit, geaardheid of beperking. Maar inclusie zoals het bedoeld is, sport en bewegen is er voor iedereen! Niet de verschillen benadrukken, maar de gelijkenissen koesteren en de verschillen respecteren. In de afgelopen weken is onmiskenbaar het verschil in kleur weer nadrukkelijk op de voorgrond gekomen. Niet alleen op de tribunes horen we af en toe vreselijke spreekkoren, maar sporters zijn opgestaan om aan te geven dat ook binnen de sport sprake is van uitsluiting op grond van kleur. Velen, waaronder ik, hebben altijd het gevoel gehad dat dit binnen de sport niet speelt, maar de respectvolle uitingen van onder andere Terrance Pieters, doen ons, en ook mij, beseffen dat dit wel speelt. Bewustzijn is daarbij de eerste stap tot verbetering.
Dat is wat mij deze periode ook nadrukkelijk brengt, het bewustzijn dat als we het zelf niet adresseren en niet bespreekbaar maken, dat het gewoon doorgaat. Hoe mooi zou het zijn als iedereen in zijn of haar eigen omgeving, met zijn team, in zijn bestuur, in de coachstaf het bespreekbaar maakt. En niet denkt 'dat gebeurt bij ons niet', maar durft het gesprek te voeren om vaak onbedoelde, maar wel bestaande patronen te doorbreken en te laten zien dat het anders kan. Dat het nieuwe normaal ook betekent dat we oog hebben voor elkaar en wat de sportomgeving met ons doet. En dat aan de bestuurlijke tafels en in de begeleidingsteams het geluid van onze samenleving tot haar recht komt.
Deze week las ik nog in een landelijk dagblad, als antwoord op de vraag "waarom er zoveel mannelijke burgemeesters van boven de 50 zijn", dat dat logisch is omdat er dan op kwaliteit gekozen wordt. Ik zal mijn abonnement nog niet opzeggen, maar werd er wel ongelukkig van, want als je dit antwoord nu nog geeft dan sluit je wel heel veel kwaliteit uit en sluit je je ogen voor een groot deel van het potentieel dat er in de samenleving is. Het maakt mij strijdbaar om te laten zien dat het ook anders kan. Dat kan in woord, maar beter is om het gewoon te laten zien. Met een inclusieve sport, waardoor echt klopt wat we altijd al zeggen: we winnen veel met sport!
Foto: Ronald van Dam Fotografie / NOC*NSF