Sport, en zeker voetbal, wordt nogal eens vergeleken met oorlog. Bij het zien van de dagelijkse beelden van de oorlog tussen Hamas en Israël vraagt sportfilosoof en directeur van ESPRIT Sandra Meeuwsen zich af of die vergelijking nog passend is. Zij pleit in haar column voor een nieuwe vorm-van-sport, voorbij strijd als oorlog.
De uitspraak dat voetbal oorlog is, toegeschreven aan Rinus Michels, waart nog steeds rond bij liefhebbers en tegenstanders van het edele voetbalspel. Michels woorden zijn wel wat uit de context getrokken. Hij werd op 10 maart 1971 gevraagd iets te zeggen over het spel van Ajax tijdens de Europacup 1 match tussen Ajax en Celtic. Michels was van mening dat het collectief belangrijker is dan de moraal van een individuele speler: "Hij moet zich kunnen omschakelen tot een primitief wezen. Een frontsoldaat kan zich ook niet permitteren om als een normaal denkend mens te handelen. Hij moet zijn persoonlijkheid los kunnen laten en hij moet vergeten wie hij is en wat hij doet. Anders wordt hij mesjokke. Topvoetbal is net zoiets als oorlog. Wie te netjes blijft, is verloren." [I] Deze woorden legitimeerden het typisch Nederlandse 'totaalvoetbal'; spelers als sexy balkunstenaars met een ware killersmentaliteit.
"Zoals altijd, biedt sport een relatief veilige sociale ruimte, waarin mensen elkaar treffen, ook als in de 'echte wereld' hun waarden en loyaliteiten ver van elkaar verwijderd zijn geraakt"
Het is verleidelijk nu door te gaan op de teloorgang van het totaalvoetbal en de deconfiture van Ajax dit seizoen, maar dat laat ik graag aan anderen. Mij fascineert het populaire narratief van voetbal als oorlog. Wat betekent het dat dit motto nog steeds gebezigd wordt in de sport? De Britse auteur en sportcriticus George Orwell zei het in 1945 als volgt: "Serious sport has nothing to do with fair play. It is bound up with hatred, jealousy, boastfulness, disregard of all rules and sadistic pleasure in witnessing violence: in other words it is war minus the shooting." [II] Welke waarden worden met dit narratief ingesloten, welke geweerd? Immers, dat oorlog niet netjes is, komt na de aanval van Hamas op Israël weer elke dag voorbij op tv en sociale media. Maar wat heeft dat met sport te maken?
Twee aspecten zijn hierbij van belang. Enerzijds de associatie van sport met strijd, opgevat als oorlog. Door deze vergelijking als norm te stellen, vindt onwillekeurig een legitimatie plaats van martiale krachten en de wil-tot-winnen ten koste van de ander. Vanuit een genderperspectief zijn dit dominant masculiene waarden. Integriteitskwesties zoals geweld en misbruik in de sport, maar ook het verdedigen van een Spartaanse moraal en bestrijden van ‘woke’ tendensen in de topsport, zijn stuk voor stuk manifestaties van dit waardenspectrum. Het is duidelijk dat dit spectrum haar langste tijd gehad heeft in de sport. De explosie van het aantal integriteitskwesties in de sport zie ik als een poging van dit systeemveld om de onderdrukte ‘soft powers’ (zoals kwetsbaarheid, schaamte en angst) weer in te sluiten. De transitie naar een nieuw waardenspectrum is volop gaande, waarbij het ‘oude’ zich verdedigt terwijl het ‘nieuwe’ zich opdringt. Een proces dat nog wel wat tijd en zorg nodig heeft.
En dan is er nog een ander interessant spanningsveld. Ondanks de flirt met oorlog als metafoor voor voetbal, bleek afgelopen week weer hoe problematisch het is om op het veld zelf te verwijzen naar de huidige geopolitieke werkelijkheid. Waar eerder nog spelers, teams en clubs vrijuit sympathie konden betuigen met de Oekraïense bevolking, lijkt het conflict in het Midden-Oosten de sport weer in verlegenheid te brengen met spelers die positie kiezen. En dan vooral als de Palestijnse zaak wordt bepleit. Hoe kan dit? Het blijft vreemd dat een regenboog dragen, MVO-projecten of ‘Bend The Knee’ acties wel geaccepteerd worden, terwijl een meer expliciete ‘politieke’ stellingname direct kramp veroorzaakt.
Ik zou de sport in deze juist een hart onder de riem willen steken. Zoals altijd, biedt sport een relatief veilige sociale ruimte, waarin mensen elkaar treffen, ook als in de ‘echte wereld’ hun waarden en loyaliteiten ver van elkaar verwijderd zijn geraakt. En juist daar, in het vuur van de strijd op het veld, is een herbronning van het politieke mogelijk. De explosieve situatie in het complexe krachtenveld van het Midden-Oosten dwingt ons oude polariteiten te herzien. In lijn met mijn Italiaanse collega Giorgio Agamben zou ik willen zeggen: juist de sport biedt nu ruimte voor een ‘Ethica more Olympia demonstrata’[III], een ethiek die de moderne sport in haar kramp en onvermogen zonder oordeel (h)erkent, om zo een uitweg te vinden, een nieuwe vorm-van-sport, voorbij strijd als oorlog. Deze transitie zal ook breed maatschappelijk helpen bij het overwinnen van taaie conflicten als die nu in het Midden-Oosten.
[I] Zie ook sportgeschiedenis.nl (geraadpleegd 25 okt 2023).
[II] George Orwell (1945). 'The Sporting Spirit'. Tribune.
[III] In Agamben’s provocatieve boek over Auschwitz: 'Wat er overblijft van Auschwitz. De getuige en het archief' werkt de auteur met een vergelijkbaar begrip: de 'Ethica more Auschwitz demonstrata'. Agamben doelt op een ethiek die het meest verschrikkelijke niet ontkent, maar kan verduren om te openen naar heling en vrede. Uitgave Nederlandse vertaling uit 2018 (Italiaans origineel: 1998), Hilversum: Verbum.