Het EK Voetbal is voorbij; tijd voor reflectie. Door het EK-succes hebben we ons oranje kapitaal flink uitgebreid, stelt docent-onderzoeker bij de HAN Jelle Schoemaker. Met de uitschakeling van oranje in de halve finale barstte de zeepbel, daarom moeten we ons nu bewuster worden van de waarde die het kan hebben en welke gevaren daaraan verbonden zitten, schrijft de sporteconoom in een column.
De lampjes van de slinger boven het bed van mijn oudste werpen een zacht oranje gloed over de kamer. Buiten klinkt nog steeds het gedempte geluid van de laatste supporters bij het café op de hoek. Ik zit op de rand van zijn bed met een exemplaar van de Donald Duck in mijn handen. De dag loopt op zijn laatste benen, maar de adrenaline giert nog door mijn zoon. Of misschien is het mijn eigen hartslag die blijft dreunen. Hij vraagt me, teleurgesteld over de EK-uitschakeling, wanneer het volgende toernooi van Oranje begint.
Ik ben verrast door de vraag, want wij zijn een voetbalarme familie. Onze huiselijke sportcultuur is een caleidoscoop van hockey, dans, hardlopen en tennis, met een vleugje wielrennen en schaatsen voor de afwisseling. Voetbal was tot voor kort een blinde vlek in zijn sportieve universum. Tijdens de eerste EK-wedstrijd ging de oudste liever buiten skeeleren met het buurmeisje, omdat het zo lekker rustig was op straat. Toch heeft het EK als een katalysator gewerkt, een vonk die een onverwacht vuur heeft ontstoken. In slechts enkele wedstrijden is de onverschilligheid omgeslagen in een vurige fascinatie. Beide van mijn jongens willen weten wat buitenspel is, hoe je bepaalt wie de aanvoerder is, wat de veldlijnen betekenen en wat een corner is. Namen en rugnummers vliegen over tafel samen met voetbalplaatjes. Hoe kan het dat mijn kinderen, maar wijzelf net zo goed, zo collectief geïnvesteerd raakte in Oranje?
De Franse socioloog Pierre Bourdieu zou hier wellicht een verhelderend licht op kunnen werpen. Bourdieu introduceerde het concept als sociaal en cultureel kapitaal, even waardevol als economisch kapitaal in het vormgeven van ons welzijn en onze plaats in de samenleving. In deze context kunnen we spreken van sportief kapitaal of nog liever oranje kapitaal—een vorm van cultureel kapitaal dat fungeert als een brug naar de ander, naar diegenen die we misschien nooit volledig zullen begrijpen omdat hun gedachten en gevoelens binnenin diegene zitten.
Maar kapitaal, zo stelt Bourdieu, krijgt pas waarde of betekenis wanneer het kan worden ingezet om iets te verkrijgen. En hier worstel ik met de betekenis van dit nieuw verworven oranje kapitaal. Bedrijven spinnen garen door via de sportsnelweg regelrecht het hart te raken, maar onderzoek toont aan dat topsportsucces onszelf niet gelukkiger maakt. Het effect is meestal kortstondig—een tijdelijke opwelling van trots die snel weer wegebt, dezelfde avond nog opgeborgen met vlaggen en wimpels. Het zet ons ook niet massaal aan tot meer sportbeoefening. De oudste zal zijn hockeyteam niet plots verlaten om in de voetsporen van Xavi Simons te treden.
"Sport, en in dit geval voetbal, biedt een gemeenschappelijke taal, een gedeelde ervaring die ons in staat stelt elkaar te ontmoeten op neutraal terrein"
Desondanks heeft het EK onmiskenbaar het cultureel kapitaal van mijn jongens vergroot. Het heeft hen uitgerust met een nieuw venster om in het hart van de ander te kijken en het te beroeren. Maar is dat wezenlijk anders dan mijn eigen 'Lego-kapitaal', opgebouwd tijdens jarenlang spelen? Mijn 'groene vingers-kapitaal' van het vele tuinwerk opent ook harten en hoofden van gelijkgestemden. Is het nationale, oranje kapitaal waardevoller omdat die currency breder geaccepteerd wordt?
Dominantie is echter niet altijd voordelig. Bourdieu waarschuwde dat bepaalde vormen van cultureel kapitaal kunnen leiden tot wat hij 'symbolisch geweld' noemde—de onbewuste aanvaarding van sociale hiërarchieën en machtsverhoudingen. Mijn jongste, die de halve finale van het EK miste omdat hij allang op bed lag, werd de volgende dag geconfronteerd met zijn onwetendheid in discussies aan de ontbijttafel. Hij heeft geen 'oranje trauma' opgelopen van falende scheidsrechters en gemiste penalty's, maar dat is in dit geval een gemis in plaats van een zegen. Het is nog onschuldig in deze context, maar het illustreert hoe snel nieuw cultureel kapitaal kan leiden tot subtiele vormen van uitsluiting.
Ik moet toegeven dat ik mezelf ook nooit comfortabel heb gevoeld in voetbaldiscussies, hoewel ik trouw elke twee jaar mijn oranje shirt gladstreek. Ik sprak de taal van exotisch namen van de hoofdrolspelers niet en van de spelstrategie heb ik de ballen verstand. De filosoof Wittgenstein zou mij zeggen: "De grenzen van je taal betekenen de grenzen van je wereld." Mijn oranje kapitaal is daarmee hoogstens wat wisselgeld in mijn broekzak die ik waarschijnlijk pas over twee jaar weer kan inwisselen. Maar tegen welke wisselkoers? De grappen over de haarband van Depay zijn sterk aan inflatie onderhevig.
Als we Bourdieu's inzichten ter harte nemen, moeten we ons ook afvragen of ons oranje kapitaal niet onbedoeld bijdraagt aan een vorm van culturele hegemonie. Geven we met ons enthousiasme voor het oranje kapitaal wel voldoende ruimte aan minder dominante stromingen? Gaan we een stap te ver en onderwaarderen we prestaties in bijvoorbeeld niche-sporten of kunst en literatuur? Het oranje kapitaal dat zo waardevol is in de kroeg of in de oranjestoet, vertaalt zich mogelijk niet naar andere velden. Toegegeven, misschien heb ik mijn vrienden niet echt gevraagd hoe het met ze ging nadat Weghorst het eerste doelpunt scoorde. En sterker nog, het kan de waardering voor andere velden overschaduwen.
Sport, en in dit geval voetbal, biedt een gemeenschappelijke taal, een gedeelde ervaring die ons in staat stelt elkaar te ontmoeten op neutraal terrein. Het is een verlangen naar verbinding dat we in ons dagelijks leven vaak moeilijk kunnen vervullen, maar dat in de context van sport soms binnen handbereik komt. In de geest van Bourdieu's visie op een rijk en divers cultureel kapitaal, wil ik mijn jongens leren zich op hun gemak te voelen in verschillende werelden. Van de voetbalkantine tot het Museum voor Moderne Kunsten, van stekjesmarkten tot Duckstad. Het gaat er mij niet om één vorm van kapitaal te verheerlijken boven de andere, maar om de rijkdom van diversiteit te omarmen.
Terwijl ik een paar dagen later weer samen met de oudste op de rand van de dromenwereld zit, valt het me op dat de taal weer is teruggeveerd naar nerve pijlen, Garfield en angerman. Praten over oranje voelt nu al vreselijk achterhaalt. Daarmee lijkt de prachtige zeepbel doorgeprikt en moet ik hopen dat de zeepresten tussen zijn taal zijn blijven plakken, zodat het de volgende keer aangelengd met sensatie, weer kan worden gebruikt om nieuwe bubbels te vormen. Want uiteindelijk is het misschien wel dit vermogen - om ons kapitaal, in welke vorm dan ook, te delen en in te zetten voor anderen - de moeilijkste overwinning die we te veroveren hebben.
Foto: Dziurek / Shutterstock.com
Jelle Schoemaker is als docent en onderzoeker verbonden aan HAN Sport en Bewegen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, op het expertisegebied Sports Economics & Strategic Sports Management (SESS). Hij doet onderzoek naar economische aspecten rondom sport, zoals de relatie tussen contributieverhoging en ledenaantal of de baten en kosten rondom grote sportevenementen. In 2020 verscheen van hem het boek Winnen en Winsten in de Sportbusiness (Arko Sports Media), waarin hij ingaat op de mythes in op de mythes en retoriek die telkens terugkomen in alle lagen van de sportbusiness.
Lees ook dit eerdere interview met Jelle Schoemaker over zijn boek Winnen en Winsten in de sportbusiness: