Het opleiden van kinderen en jongeren op het gebied van sport en bewegen is al langer een grote zorg in Nederland. Bij Topsport Gelderland realiseerden ze zich zes jaar geleden al dat een integrale aanpak nodig is voor dit maatschappelijke probleem, wat ze bovendien ook aan de instroom van topsport gerichte talentprogramma’s merken. De Gelserse gedupeteerde Jan Markink had daarom een uitaging op het bureau van Gudo Kramer, directeur bij Topsport Gelderland, gelegd: breng al die Gelderse kennis en ervaring eens bij elkaar, en beschrijf de optimale ontwikkelomgeving. Het resultaat: Sportief Groot Worden in Gelderland, een unieke provinciale samenwerking en generieke aanpak die uitvoering geeft aan lokale vraagstukken.
"Een goede ontwikkelomgeving leidt tot hele mooie maatschappelijke opbrengsten op het vlak van gezondheid, maar ook persoonlijk en sociaal", legt Kramer uit. "Terwijl een matige ontwikkelomgeving leidt tot onveiligheid en hoge maatschappelijke kosten. Daarbij zagen we dat de instroom in topsport gerichte talentprogramma’s snel van lager niveau werd en wordt, zoals onlangs ook opnieuw geconstateerd door schaatstrainer Jac Orie." Samen met de provincie, met grote Gelderse gemeenten, met het Lectoraat Herkennen en ontwikkelen van sporttalent van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en met Kenniscentrum Sport en Bewegen gingen ze daarom aan de slag met een integrale aanpak.
Sportief Groot Worden is met behulp van die samenwerking vormgegeven in zeven stappen, die plaatsvinden in zowel onderwijs, de sportomgeving als in wijk, buurt of dorp. Deze begint bij het beweegtalent van álle kinderen, het gaat uit van eerst leren bewegen, dan leren sporten en dan eventueel ook nog leren presteren. "Daarmee wordt in het model waarin het kind centraal staat, recht gedaan aan de complexiteit van de ontwikkeling die kinderen doormaken, maar in de organisatie en governance is het natuurlijk een potentieel rampenplan, zeker als er geen centraal budget is voor uitvoerende kosten", aldus Kramer.
"We geven dat vorm door veel autonomie en ruimte bij de uitvoering te leggen. Sportief Groot Worden is van niemand, maar dus eigenlijk van iedereen. It takes a village to raise a child. Inmiddels zien we echter dat het zowel in beleid als in uitvoering bij een belangrijk deel van de Gelderse gemeenten een plek heeft gekregen. Dat geldt voor de grote Gelderse gemeenten, maar bijvoorbeeld ook voor kleinere gemeenten als Buren en Beuningen en voor Achterhoek in Beweging, waarin acht Achterhoekse gemeenten samenwerken."
"De oplossing ligt niet bij één organisatie, in het onderwijs, bij een sportclub of de gemeente. Deze ligt in onze maatschappij, de totale gemeenschap"
Kramer wordt bijgevallen door regisseur Sportief Groot Worden, Wouter Hebbink: "Het is mooi om te zien hoe deze generieke stappen lokaal invulling krijgen en hoe het gebruikt wordt als monitoringstool. Het redeneren vanuit de aanpak en het kind leidt lokaal tot nieuwe inzichten en interventies. Ter illustratie: in de gemeente Buren is van vrijwel ieder kind het beweegniveau vastgesteld en is geïnformeerd naar sportdeelname en beweegvoorkeuren. 90% bleek lid van de (enige) voetbalclub, maar de kinderen wilden iets anders, en met extra activiteiten in de jeugdopleiding kregen ze iets anders.”
"De grootste uitdaging is om organisaties en mensen te doen beseffen dat de oplossing niet enkel ligt bij één organisatie, in het onderwijs, bij een sportclub of de gemeente. Deze ligt in onze maatschappij, de totale gemeenschap. Wanneer een kind drie uur subliem bewegingsonderwijs krijgt, maar daarna thuis enkel filmpjes kijkt op de i-pad zal er geen positieve kentering komen."
Het coördineren van Sportief Groot Worden ligt dus voor een belangrijk deel bij Wouter Hebbink, die dat juist als een mooie uitdaging ziet. "De kracht zit in de generieke structuur van Sportief Groot Worden waarbij de lokale invulling en identiteit behouden blijft. Met veel autonomie in de uitvoering kunnen lokale gemeenten snel starten, met de kanttekening dat dit gebeurt binnen het raamwerk van Sportief Groot Worden. In de praktijk zien we dat dit goed werkt. In Arnhem vinden de eerste stappen van het model invulling in hun benadering van 2+1+2 (uren gymles, thuis spelen en activiteit in de buurt), in Ede noemt men het Sam Sportief."
Ieder kind, iedere atleet verdient het om Sportief Groot te Worden is de overkoepelende gedachte van a die lokale initiatieven, zegt Hebbink. "De kinderen écht centraal zetten is daarbij onze grootste taak en Sportief Groot Worden vereenvoudigt dit. Essentieel is dat kinderen beter leren bewegen, want vaardige bewegers blijven dat veel vaker hun hele leven doen, en daar hebben zij zelf, maar ook de hele samenleving veel baat bij! We werken in samenwerking met de Academie voor Sport en Bewegen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen inmiddels met meer dan 65 scholen om het motorische beweegniveau van kinderen in beeld te brengen en hen gedifferentieerd beweegonderwijs aan te kunnen bieden."
Ook in het aanbod van wijk- en buurtsport wordt volgens de inzichten van SGW methodisch beter gewerkt, vervolgt Hebbink. "We gaan nu beginnen met het opleiden van tientallen buurtsportcoaches om onze scan voor de jeugdopleiding van verenigingen af te nemen. In pilots blijkt dat dit tot hele mooie gesprekken en snel toepasbare verbeteringen leidt. Op sporttechnisch vlak en in bijdrage aan beter bewegen, maar zeker ook op het gebied van veiligheid bijvoorbeeld. In de stappen daarboven, waar het gaat om (h)erkende talenten, is de uitdaging dat in verbinding met hun omgeving te laten gebeuren. De ogen gaan nu open: talenten en hun regionale programma’s hebben behoefte aan ondersteuning op vele gebieden en eigenlijk iedereen kan daaraan bijdragen. Dat hoeft allemaal niet in topsportreservaten te gebeuren. Daar kunnen de absolute toppers wel heel goed hun laatste stappen naar olympische medailles zetten. En die toppers zetten we binnen Sportief Groot Worden dan weer in, door hen schoolklassen maar ook bedrijven te laten inspireren. Mooi voor de werknemers van die bedrijven, maar ook goed voor de ontwikkeling van de sporters."
Het netwerk wordt groter, er vinden steeds meer initiatieven plaats en dat gebeurt vaker en vaker via de integrale aanpak. Toch moet Kramer tot slot nog wat van het hart: "De jeugdopleiding bij sportverenigingen lijkt zo’n ondergeschoven kindje. Het gaat om de derde opvoedomgeving voor onze jeugd, om een kerntaak van verenigingen. Maar daar is vaak nauwelijks aandacht voor echt beter leren bewegen en sporten. Er is nauwelijks beleid dat zich daarop richt, wel op allerlei secundaire zaken. We denken soms meer na over de zonnepanelen dan over deze kerntaak. Ik zou willen dat daar meer aandacht voor zou komen, bij zowel de verenigingen zelf, als bij bonden en vooral ook bij gemeenten en hun sportbedrijven. En dan niet procesgericht, maar vanuit de inhoud: kinderen moeten op een goede en veilige manier beter leren bewegen. Dat zal niet alleen kinderen helpen, maar zal ook de sportsector en verenigingen meer positie geven."
Dit artikel verscheen eerder in het vakblad SPORT Bestuur en Management.