Minister Bruno Bruins trekt voor de komende drie jaar 30 miljoen euro uit om het Nationaal Sportakkoord te vertalen naar lokale sportakkoorden. Want, in gemeenten en dorpen, moet het gebeuren. Daar moet elke barrière of hindernis die de sportdeelname van groepen en individuen in de weg staat, uit de weg worden geruimd. Voor het vakblad sprak Frans Oosterwijk met André de Jeu (directeur Verenigings Sport en Gemeenten) over de prominente rol die gemeenten nu kunnen spelen. “Integraal sportbeleid, waarbij de mens centraal staat, is onontkoombaar en onomkeerbaar.”
André de Jeu zit samen met Erik Lenselink, manager Corporate Affairs NOC*NSF, en Joelle Staps, plaatsvervangend directie Sport van het ministerie van VWS, in de stuurgroep van het Nationale Sportakkoord. De Jeu heeft vanuit de VSG zowel inhoudelijk als uitvoerend een grote rol bij het Sportakkoord. Toch geeft hij in het interview aan dat vooral minister Bruins een groot compliment verdient. "Hij heeft het aangedurfd om te zeggen: ik wil dat er een driehoek ontstaat tussen rijk, lokaal en sport. Waarbij de sport wordt vertegenwoordigd door NOC*NSF, zowel namens bonden en verenigingen als de commerciële sportaanbieders. Vervolgens heeft hij iedereen aangesloten weten houden. Vind ik knap want dat is best complex."
Volgens De Jeu is het Sportakkoord inhoudelijk niets nieuws ten opzichte van eerder beleid. Met het programma Sport en Bewegen in de buurt was zorgen dat iedereen mee kan doen, toen ook al het heilige doel. "Alleen wordt de verbinding tussen gemeente, verenigingen en andere sportaanbieders nu veel krachtiger gelegd. Bovendien worden op gemeentelijk niveau nu ook sectoren als onderwijs, zorg, de WMO nadrukkelijk bij de sport betrokken. Voor het eerst is er echt sprake van integraal sportbeleid, waarin meerdere sectoren samenwerken om de structurele ongelijkheid in sportdeelname te doorbreken en werkelijk iedereen aan sport en bewegen te laten deelnemen."
"Voor het eerst is er echt sprake van integraal sportbeleid, waarin meerdere sectoren samenwerken om de structurele ongelijkheid in sportdeelname te doorbreken"
Door dat integrale sportbeleid zal volgens De Jeu ook meer samenwerking ontstaan met onderwijs en zorg. "In die zin zullen de lokale sportakkoorden beslist bijdragen aan de ontschotting op het gemeentehuis. Hetzelfde gaat gebeuren op landelijk niveau: andere ministeries dan VWS zullen nadrukkelijk bij het sportbeleid worden betrokken en daar verantwoordelijkheden in krijgen. Ik hoop dat nu ook de politieke partijen in de Tweede Kamer zich geïnspireerd voelen beter samen te werken. De commissies die zich met sport en bewegen en andere relevante domeinen bezighouden, zouden mijns inziens veel intensiever met elkaar moeten overleggen en hun keuzes veel beter op elkaar moeten afstemmen."
Als het om de lokale sportakkoorden gaat, hoopt De Jeu vooral dat die voor een beter gebruik van accommodaties en voor een sportievere inrichting van de openbare ruimte gaan zorgen. "Mijn diepste wens is dat we ons beter bewust worden van de enorme hoeveelheden vierkante kilometers sportaccommodaties die we in Nederland hebben, met name in de buitensport. Veel van die accommodaties staan overdag leeg en zouden intensiever gebruikt kunnen worden. Dat kan door sportaccommodaties als het ware toe te voegen aan de openbare ruimte en makkelijker toegankelijk te maken. Dat zet natuurlijk druk op verenigingen en hun vrijwilligers die bij dat intensiever gebruik dan wel geholpen moeten worden. Bijvoorbeeld door bepaalde taken over te hevelen naar professionals en buurtsportcoaches."
Dit is een fragment uit een groter interview met André de Jeu in het Sport & Strategie Vakblad (editie 3-2019). Benieuwd naar het hele artikel? Bestel deze editie dan als los nummer.