De aandacht voor sport is in de coalitieprogramma's opnieuw toegenomen, constateert het Mulier Instituut in haar rapport Sport in collegeprogramma’s 2018-2022, dat een vergelijking trok met vorige bestuursperiodes. "Sportverenigingen blijven nadrukkelijk centraal staan als samenwerkingspartner van gemeenten", zegt Remco Hoekman, die het verslag samen met Marieke Reitsma opstelde.
"Gemeenten willen veel zaken in samenspraak met verenigingen oppakken. Dit sluit aan bij de participatiesamenleving, waar gemeenten zaken samen met de burger en het veld op willen pakken. Van sportverenigingen wordt verwacht dat ze een grotere maatschappelijke rol gaan vervullen en meegaan in de bredere gemeentelijke opgaven. Hoewel een grote zelfredzaamheid van verenigingen wordt verwacht, willen gemeentes de vrijwilligers van verenigingen wel ondersteunen, regelmatig via professionele hulp, om de rol van sportverenigingen te kunnen versterken."
Intussen spreken de coalitieprogramma's nog weinig over professionele aanbieders. ”De lokale overheid lijkt nog terughoudend in de contacten met de markt”, meent Hoekman. ”Als we met een schuin oog kijken naar het Sportakkoord van de rijksoverheid, dan zien we daar wel haakjes naar het bedrijfsleven. Dit akkoord is ook door het bedrijfsleven en andere partners ondertekend. De landelijke overheid heeft een meer coördinerende rol, waardoor zij aangewezen is op andere partijen voor de uitvoering van het akkoord. Als dat beleid zich in de toekomst vertaalt naar regionaal of gemeentelijk niveau, dan komen die partijen mogelijk ook in beeld.”
De belangrijkste thema's uit het Sportakkoord komen overigens terug in de meeste collegeprogramma’s, ziet Hoekman. ”Alleen het bewegingsonderwijs is daarin wat onderbelicht. De afgelopen periode hebben de aanbevelingen vanuit de Sport-, de Onderwijs- en de Gezondheidsraad om daar meer aandacht aan te besteden blijkbaar niet geleid tot beleidsvoornemens van gemeenten op dit terrein. Waarschijnlijk ligt dat aan de beperkte verantwoordelijkheid op lokaal niveau voor dit thema. In ieder geval hebben weinig gemeenten de handschoen opgepakt om daar in hun collegeakkoorden een uitspraak over te doen.”
”Inclusieve sport zie je bijvoorbeeld wel heel veel terugkomen, net als de vitale aanbieders en de duurzame sportinfrastructuur. Dit laatste mede vanwege de opgave dat het sportvastgoed in 2030 energieneutraal moet zijn. Sport en sportverenigingen moeten mee in de bredere duurzaamheidsopgave van de gemeente. Ditzelfde geldt voor de opgave rondom de Omgevingswet, waardoor veel aandacht uitgaat naar de beweegvriendelijke omgeving.”
In 2010 en 2014 zag het Mulier Instituut al dat sport geen geïsoleerd beleidsterrein meer is op lokaal niveau, besluit Hoekman. "Hierbij verwezen we naar het brede draagvlak voor de kracht van sport en de aandacht die het daarmee krijgt van andere beleidsterreinen. In de afgelopen vier jaar is dit draagvlak voor sport verder toegenomen. In 2018 is in driekwart van de collegeprogramma’s aandacht voor sport bij het bespreken van andere beleidsterreinen. In de collegeprogramma’s wordt sport gepositioneerd als instrument voor het oplossen van problemen of voor het realiseren van doelen. Sportbeleid wordt, evenals het bredere lokale beleid, daarbij vormgegeven in een bredere context en beïnvloed door exogene ontwikkelingen, zoals het Klimaatakkoord, de Omgevingswet en de participatiesamenleving. Gemeenten willen graag samen met de sportsector de lokale problemen en opgaven aanpakken en de veronderstelde instrumentele waarde van sport optimaal benutten."
Het hele rapport is terug te lezen bij het Mulier Instituut.