In 2023 gaven Nederlandse gemeenten 2 miljard euro uit aan sport. Dat is 15 procent meer dan een jaar eerder. Na verrekening van de inflatie is het verschil 11 procent. Dat blijkt uit de Monitor sportuitgaven gemeenten 2023 van het Mulier Instituut. Hoewel van grootschalige bezuinigen op sport nog geen sprake lijkt, spelen bij gemeenten al grote zorgen voor de toekomst.
Gemeenten ontvingen 727 miljoen euro aan inkomsten vanuit de sport. De netto-sportuitgaven komen daarmee uit op 1,3 miljard euro. Tussen 2022 en 2023 stegen de inkomsten met 36 procent en de netto-sportuitgaven met 6 procent. Na verrekening van de inflatie is dat respectievelijk 31 en 2 procent. Drie kwart van de netto-uitgaven aan sport in 2023 ging naar sportaccommodaties. De rest ging naar sportbeleid en activering.
Het aandeel van de gemeentelijke sportuitgaven binnen de totale gemeentelijke uitgaven was 2,3 procent in 2023. Binnen de gemeentelijke vrijetijdsuitgaven vormden de gemeentelijke sportuitgaven 32 procent.
In de Monitor sportuitgaven gemeenten heeft het Mulier Instituut ook gekeken naar de uitgaven aan sport per inwoner. Dat kwam in 2023 uit op 71,3 euro. In 2022 was dat nog 68,8 euro. Dat betekent dat netto 2,50 euro per inwoner extra naar sport ging in 2023.
Die netto-uitgaven per inwoner aan sport zijn daarnaast nog uitgesplitst naar kenmerken van gemeenten. Zo bleek dat de netto-uitgaven per inwoner aan sport hoger waren bij een hoger inwoneraantal in de gemeente. De kleinste gemeenten (minder dan 20.000 inwoners) gaven in 2023 netto 22,6 euro per inwoner minder uit dan de grootste gemeenten (100.000 of meer inwoners). Stedelijke gemeenten gaven per inwoner ook meer uit aan sport dan niet-stedelijke gemeenten (15,8 euro per inwoner minder).
Op provinciaal niveau kwamen gemeenten in Groningen als koploper uit de bus. Groningse gemeenten gaven in 2023 netto per inwoner 80 euro uit en gemeenten in Flevoland het minst (59,7 euro).
In de slotconclusie van het rapport valt te lezen dat de uitgaven van gemeenten aan sport al sinds 2017 jaarlijks toenemen, in de meeste jaren ook na verrekening van de inflatie. "Van grootschalige gemeentelijke bezuinigingen op sport lijkt dus vooralsnog geen sprake", stelt onderzoeker Peter van Eldert in een reflectie op de cijfers. Hij voegt daaraan toe dat de gestegen bouw- en onderhoudskosten en energieprijzen in 2023 een rol bij de hogere gemeentelijke sportuitgaven speelden.
Desalniettemin signaleert de onderzoeker zorgen bij gemeenten of bezuinigingen op sport in de toekomst ook uit kunnen blijven. Zo is in het hooflijnenakkoord voorgesteld om specifieke uitkeringen, waaronder voor sportbeleid, in het gemeentefonds te stoppen, met een budgetkorting van 10 procent. "Veel gemeenten verwachten dat dit tot bezuinigingen op sport gaat leiden, omdat zij dan geen geoormerkte financiële stromen voor sport meer krijgen vanuit het Rijk en sport (nog) geen wettelijke taak is", aldus Van Eldert. Daarnaast voorzien gemeenten voor 2026 ‘een financieel ravijnjaar’, wat mogelijk mogelijk een weerslag op de gemeentelijke begroting kan hebben. "Momenteel gaat er jaarlijks ruim 2 procent van de gemeentelijke uitgaven naar sport. In de komende jaren gaan we zien of dit, ondanks de zorgen onder gemeenten, zo blijft", besluit Van Eldert zijn rapport.
Lees het volledige rapport bij het Mulier Instituut.