'Sterk spul' luidt de titel boven een actueel en lijvig onderzoek over de dopinghandel in Nederland. "Het laatste onderzoek over de handel was twintig jaar geleden. Dat is echt heel erg oud", zo stipt Herman Ram, voorzitter van de Nederlandse Dopingautoriteit, de noodzaak aan van het onderzoek. Overigens uitgevoerd door het Bureau Beke, samen met de Vrije Universiteit van Amsterdam, en in opdracht van het ministerie van VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport).
"Natuurlijk hebben wij het sowieso toegejuicht", vervolgt Herman Ram, meeprater zoals hij dat aangeeft bij het onderzoek, en blij met de uitkomst. "Wij hebben hier maar ook op andere gebieden aangegeven dat er veel meer kennis beschikbaar zou moeten komen om goed beleid op te kunnen maken."
Het lijvige rapport van het onderzoek telt ruim 200 pagina’s en is uitgesplitst in drie onderdelen: aard, ernst en omvang. "Laat ik beginnen met het feit dat de omvang van de handel over de jaren duidelijk is toegenomen. Als het om pure cijfers gaat, dan is dit een groeimarkt. Maar de aard van die handel is ook ernstiger geworden. Twintig jaar geleden was er in Nederland nog geen sprake van een grootschalige productie van middelen. Er zijn inmiddels veel underground labs, die vaak op een hoog kwaliteitsniveau produceren. En waar sommige labs ook echt heel groot zijn met miljoenenomzetten. Dat is wel nieuw."
Al bladerend door het rapport verdeelt Herman Ram de markt in twee categorieën. "Je ziet duidelijk twee verschillende markten. Je hebt de markt van de topsporter; dat is een kleine markt. Spreek je over honderden afnemers, die en dat is best een opvallende conclusie, voor een deel de middelen via hun arts betrekken. Dit rapport zegt eigenlijk dat binnen de groep begeleiders artsen nog wel een heel nadrukkelijke, extra rol spelen. En dat had ik niet zonder meer verwacht. Het heeft niet direct effect op de gezondheid, maar het raakt wel de betrouwbaarheid en integriteit van de competitie."
"We doen dus geen nutteloos werk, maar er is natuurlijk geen sprake van dat wij in staat zouden zijn om het probleem van de doping op te lossen"
De tweede markt blijkt aanzienlijk groter. "Dat is de markt van de recreatieve ofwel de cosmetische sporter. Die gebruikt om een bepaald uiterlijk te krijgen en die koopt in het algemeen niet legaal maar juist illegaal geproduceerde en verhandelde spullen. Dat is duidelijk een groeimarkt. En die markt valt weer uiteen in de straathandel, die er altijd al is geweest, met daarnaast een hele grote groei in de internethandel. Die markt is behoorlijk geprofessionaliseerd. Dat is ook wel een belangrijke conclusie in het rapport."
Die tweede groep wordt qua grootte geschat op een aantal ergens tussen de 100.000 en 200.000. "In ons vorig prevalentie-onderzoek (in 2009) kwamen we – met een ruimere definitie van het begrip doping - op ongeveer 160.000 gebruikers, die gemiddeld 350 euro per jaar uitgeven. Als je dat omrekent, heb je een schatting van de omvang van de interne markt." En na een korte adempauze: "Uit dit onderzoek komt duidelijk naar voren dat Nederland ook een internationale rol speelt. Enerzijds worden de meeste middelen uit het buitenland betrokken, waarbij de Europese Unie nu eenmaal geen grenscontroles kent. En het rapport laat duidelijk zien dat er van buiten de EU een toenemende stroom is uit Oost-Europa en Azië. Anderzijds is er in Nederland in enkele tientallen jaren een soort nieuwe industrie opgezet. De omvang is heel wisselend, maar er zijn ook miljoenenbedrijven, die hun eigen ding maken, hun eigen merk hebben, hoe illegaal ook, hun eigen productielijn hebben opgezet en daar alle marketingtechnieken bij gebruiken die bij wijze van spreken ook de Hema gebruikt. Die exporteren eveneens naar het buitenland."
Voor Herman Ram bevestigt het rapport al met al het bestaande beeld van de dopinghandel. "Maar het maakt het wel nauwkeuriger", noemt hij als pluspunt. Echt verrassend was voor hem de conclusie over de vraag hoe lucratief de dopinghandel zich nou precies verhoudt tot de drugshandel. "Er wordt hier gesteld dat de handel in doping weliswaar een heel lucratieve handel is, maar nog niet zo lucratief als drugshandel. Dat heb ik echt niet zien aankomen en heeft mij wel verrast. Tot nu toe hadden wij, op basis van informatie van het WADA (Wereld-Anti-Doping-Agentschap), de indruk dat deze markt juist lucratiever was dan de drugshandel. Mede vanwege het feit dat het betere marges heeft. En als je het rapport heel nauwkeurig leest, is het niet helemaal duidelijk wat ze bedoelen, want natuurlijk is de omvang van de drugsmarkt veel groter dan de omvang van de dopingmarkt. Dus daar zitten wat vragen."
Hoe dan ook belandt het rapport in het koffertje van Herman Ram. "Wat ik er dan mee kan doen? Ik kan in elk geval duidelijk maken dat wij als Dopingautoriteit ons werk doen binnen een maatschappij, waarin zowel de omvang als de ernst van de handel aanwijsbaar is toegenomen over de afgelopen jaren. En dat wij in dat opzicht dus in een vrij ongemakkelijke positie zitten. Gelukkig zijn er honderden sporters, die besluiten om niet te gebruiken, ook omdat ze niet betrapt willen worden. Nee, we doen dus geen nutteloos werk, maar er is natuurlijk geen sprake van dat wij in staat zouden zijn om het probleem van de doping op te lossen. In de context van het rapport is dat sterker dan voorheen", zo doelt Herman Ram met name op de bestrijding van de groeiende groep van zoals hij dat aanduidt ‘cosmetische gebruikers’.