De eerste Paralympische Spelen waren in 1960 in Rome. Van de Nederlandse ploeg was bijna iedereen gewond geraakt door oorlogshandelingen.
Op 4 mei is de Nationale Sportherdenking bij het Olympisch Stadion, met de zwemsport als thema. Eén van de gasten is zwemster Delphine van Opdorp – Ariëns Kappers, die in 1960 als eerste Nederlander een gouden paralympische medaille won. Twee jaar eerder had ze haar debuut gemaakt op de Stoke Mandeville Games, de voorloper van de Paralympische Spelen.
Van Opdorp - Ariëns Kappers was in een rolstoel beland na een auto-ongeluk en ging daarna naar het Militair Revalidatie Centrum Aardenburg te Doorn. Ze was één van de weinige burgers tussen de militairen, tevens de enige vrouw. Ze ontmoette daar Gérard van Opdorp, met wie ze later trouwde. Hij was weer in een rolstoel beland tijdens de koloniale oorlog in Indonesië.
Ruim zeventig jaar later weten we eigenlijk maar heel weinig van deze paralympische pioniers, ook al waren ze allemaal betrokken bij het ontstaan van de internationale gehandicaptensport. Die begon in 1952 bij de Stoke Mandeville Games in Engeland. Die bestonden toen al vier jaar, maar die eerste edities waren alleen maar met Britse deelnemers.
Pas in 1952 kregen die een internationaal karakter met de komst van vier Nederlanders: Van Opdorp, Arie Prins, Frits van Ommen en Rinus Hoogendoorn. Zij kwamen in actie bij het handboogschieten, zo blijkt uit de overzichten in het boek Met pijl en boog naar Engeland van Jaap Pegels – het standaardwerk van de begintijd van de gehandicaptensport in Nederland.
Prins was als eerste in een rolstoel beland, al in 1938 als officier-vlieger 2de Klasse. Hij stortte neer bij een vliegtuigongeluk. In 1945 was hij één van de oprichters van de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogsslachtoffers. Als fanatiek sporter vestigde hij de aandacht op het belang van lichaamsbeweging voor mensen in een rolstoel. "We hebben de sport broodnodig, meer dan welk ander mens ook." Prins begon met de Rollende Leeuwen, een sportclub voor mensen in een rolstoel. Zo legde hij de organisatorische basis van de gehandicaptensport.
Van Opdorp werd in 1947 invalide als soldaat in Indonesië. Hij werkte toen voor de KLM. Hoogendoorn raakte in 1948 gewond in Djoka, Indonesië. Van Ommen was verlamd en miste een deel van zijn rechteronderbeen. In 1953 was hij de eerste Nederlander, die meedeed aan een internationale zwemwedstrijd voor mensen in een rolstoel.
Dit viertal vormde in de jaren daarna de basis van de Nederlandse gehandicaptensport, waarbij Prins na 1955 als eerste afhaakte. Zijn plaats werd overgenomen door onder meer Teun Hogewoning, die, net als Opdorp, in 1947 door oorlogsgeweld in een rolstoel was beland. Hij raakte in Modjokerto gewond aan zijn rug.
Ariëns Kappers debuteerde in 1958 op de Stoke Mandeville Games (nog onder haar meisjesnaam) en behoorde zo tot de eerste Nederlandse vrouwelijke gehandicaptensporters. Tot en met 1959 deden er in totaal veertig Nederlanders mee aan die jaarlijkse Stoke Mandeville Games, sinds 1960 bekend als de Paralympische Spelen.
Bij die primeur zond Nederland een ploeg van negentien sporters, waarvoor geen enkele media-aandacht was. "Wij waren ons eigen publiek", zei Van Opdorp - Ariëns Kappers in het boek Van Rome 1960 naar Tokio 2020.
Van die negentien Nederlanders hadden er veertien eerder al meegedaan naar de Stoke Mandeville Games, inclusief de harde kern met Van Ommen, Van Opdorp, Hoogendoorn en Hogewoning. Pioniers waren ze, maar helaas wel vergeten pioniers.
Fotobijschrift: De Nederlandse ploeg van 1960. Public domain via Wikicommons