Albert Wittenberg was een van de eerste Surinaamse voetballers in Nederland. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam hij om als verzetsheld. Hij liet een joodse baby bij hem onderduiken.
De op 14 april 1909 in Paramaribo geboren Wittenberg was in de jaren dertig timmerman, actief binnen de Communistische Partij Nederland en lid van de Bond van Surinaamse Arbeiders. In 1941 ging hij aan de slag bij de Luchtbeschermingsdienst. In de loop van de oorlog werd hij actief als koerier in het communistische verzet.
In zijn vrije tijd mocht Wittenberg graag een balletje trappen. Dat deed hij bij Surinam Boys, de eerste voetbalclub voor Surinamers die in 1936 een afdelingstitel won in een Nederlandse competitie, in de tweede klasse in Amsterdam. Nederland was toen nog grotendeels blank, donkere medelanders waren een bezienswaardigheid en het gebruik van het woord ‘neger’ was toen nog volstrekt normaal, zo blijkt uit diverse krantenverslagen uit de jaren dertig.
Tijdens een middenstandfeest in september 1935 in Hoorn wist de lokale bevolking dan ook niet wat ze zag, toen de Surinam Boys waren uitgenodigd om een wedstrijd te spelen tegen de plaatselijke voetbalvereniging Sport. De verslaggever van de Hoornsche Courant kon het allemaal nauwelijks bevatten: ‘Sport speelde een lang niet onverdienstelijke wedstrijd, doch tegen ’t bijna acrobatische spel van de negers, die vielen en vrijwel op hetzelfdè moment weer in actie waren, die passeerden dat het een lieve lust was, viel niet veel in te brengen. Zoo kon het gebeuren, dat met de rust Suriname een viertal doelpunten had gescoord, zonder dat Sport één goal daar tegenover had kunnen plaatsen.’
Surinam Boys zou uiteindelijk winnen met 5-0. Volgens de verslaggever bleef de match ‘tot op het laatste oogenblik boeien en werd er fair play gespeeld’.
Het lijkt er ook op dat Surinam Boys de uitvinder is van de strafschop-in-twee, zoals Johan Cruijff en Jesper Olsen in 1982 dat ook al eens deden. Het Dagblad van Noord-Brabant schreef op 26 augustus 1936 over de penaltynemer, helaas anoniem gebleven: ‘Hij stelt zich op, en een ieder verwacht een kanjer doch op zeer faire wijze geeft hij den bal een klein tikje in de richting van het doel. Dit bezorgt hem een geweldig applaus. Na deze doelschop belandt de bal bij een der voorspelers der Surinaamse Boys en het wordt 1—1.’
Buiten het veld nam Wittenberg steeds grotere risico’s. Zo nam hij samen met zijn vrouw Janna in 1943 de pas zes weken oude baby Betty Mock op in zijn gezin. Betty wist de oorlog te overleven.
Ook buiten Amsterdam waren Surinaamse voetballers actief in het verzet, ontdekte Marjet Derks, hoogleraar sportgeschiedenis in Nijmegen. De gebroeders Evie en Jules Vismale speelden in de jaren dertig bij SDO in het Brabantse Vlijmen en hielpen een Amerikaanse gevechtspiloot bij een ontsnapping. Deze broers overleefden de oorlog.
Met Wittenberg liep het helaas minder goed af. Hij werd in 1944 opgepakt en kwam uiteindelijk terecht in het Duitse werkkamp Mittelbau-Dora. Het kamp overleefde hij, maar toen de Amerikanen naderden raakten de Duitsers in paniek, wat resulteerde in een chaotische ontruiming. De trein met gedeporteerden kwam al snel vast te zitten.
De bewakers hebben toen samen met de plaatselijke Hitlerjugend de mannen bijeengedreven in een graanschuur op het landgoed Isenschnibbe, ten noordoosten van de stad Gardelegen. De schuur werd vervolgens in brand gestoken, waarbij Wittenberg, samen met meer dan duizend anderen, op een afschuwelijke manier omkwam.
De Amerikanen arriveerden een paar uur later, net te laat om het drama te voorkomen. Wittenberg kwam zo op 13 april 1945 om het leven, een dag voor zijn zesendertigste verjaardag.
De Nationale Sportherdenking op 4 mei in het Olympisch Stadion zal ook bij Wittenberg stilstaan.
Foto-bijschrift: Albert Wittenberg met zijn gezin.
Foto: Oorlogsgravenstichting