Een vaste traditie in de Nederlandse sport is de jaarlijkse TT in Assen. Vrijdag gaat de negentigste editie van de TT Assen van start. De eerste was op 11 juli 1925, ondanks aanvankelijke tegenstrubbelingen van de overheid.
Een kleine eeuw geleden was een wedstrijd in de motorsport pas toegestaan als die op een afgesloten circuit zou worden verreden, zodat het normale verkeer niet werd gehinderd. De wielrenners gingen om diezelfde reden de baan op om zo het verbod te omzeilen – de reden waarom het zo lang duurde in ons land voordat we goede wegrenners kregen.
Het zat de echte liefhebbers niet lekker. "Reeds eenige jaren koestert men in motorsportkringen den wensch, in navolging van her buitenland, snelheidswedstrijden op den weg te kunnen organiseeren", zo schreef Het Vaderland op 13 mei 1925. "In Engeland. België, Frankrijk, Spanje, Italië. Zwitserland en Duitschland worden dergelijke races met veel succes en onder groote belangstelling gehouden."
De Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging (KNMV) bleef proberen de overheid over te halen. Op 4 juli 1925 meldden de kranten dat er dan eindelijk daadwerkelijk toestemming was ‘tot het houden van den snelheidswedstrijd op een circuit in Drente, op Zaterdag 11 Juli’. De voorbereidingen waren al gestart, maar desondanks betekende het dat er nog maar één week was om dit allemaal voor elkaar te krijgen! Hoe dan ook: ‘Thans zal de eerste wegrace in Nederland worden gehouden.’
De eerste race werd georganiseerd door 'Motorclub Assen en Omstreken' op 11 juli 1925 en ging over een parcours met een lengte van 28,4 kilometer. Niet over een glad circuit, maar over klinkerwegen en onverharde landweggetjes tussen Drentse dorpen. Tijdens deze eerste race was er zelfs een stuk onverharde weg in het traject opgenomen. De route liep over Borger, Schoonloo en Grolloo. Deze eerste race werd gewonnen door Piet van Wijngaarden op een 500 cc Norton met een gemiddelde snelheid van 91,4 kilometer per uur.
De wedstrijden werden bijna dertig jaar op een stratencircuit verreden: een circuit dat is aangelegd op de openbare weg. Vanwege de vele ernstige ongevallen die op dit soort circuits plaatsvonden, werd er in de loop der jaren steeds minder gebruik van gemaakt.
Het allereerste dodelijke ongeluk op het circuit van Assen vond plaats op 26 juni 1948. De Leeuwarder Courant schreef hierover: "De Asser TT-races waren aangekondigd als de grote krachtmeting tussen de Italianen en de Engelsen in de 500 cc. Het circus van de motorduivels heeft echter een gevoelig verlies geleden. De dood mengde zich in de strijd."
In de 350 cc verloor de Finse coureur Gosta Lönnfors bij het Jodenkerkhof namelijk de macht over zijn stuur en knalde tegen de stropakken aan, die in de bocht stonden. Dat was niet dodelijk, maar hij stuiterde terug de baan op, waar hij werd overreden door Mercel Perrin uit Franrijk. Op weg naar het ziekenhuis stierf de Fin en werd zo het eerste dodelijke slachtoffer tijdens de TT in Assen. Die dag vielen er ook nog eens zes gewonden.
De organisatie hield het ongeluk in eerste instantie stil. Sterker: bijna op hetzelfde moment werd omgeroepen dat het circuit van Assen het veiligste van Europa was, omdat er nog nooit een dodelijk ongeluk was geweest. De race ging gewoon door, waardoor de Nederlandse rijder Piet Knijnenburg deze lugubere plek opnieuw passeerde. "Ik reed de volgende ronde zelfs door het bloed van Lönnfors."
Pas ’s avonds werd het nieuws naar buiten gebracht. Het stoffelijk overschot van Lönnfors werd in Westerveld gecremeerd. De as werd daarna door de KLM naar Finland gebracht. Bij de crematie waren vertegenwoordigers van de KNMV en van de Stichting Circuit van Drenthe aanwezig.
Hierna werd de race nog enkele jaren op een stratencircuit verreden. In 1955 werd gekozen voor een veiliger, permanent circuit. Na dertig jaar was de race zo eindelijk volwassen.
Fotobijschrift: R. Forster werd met krans gekroond tot winnnaar van de TT Assen 1950. Foto: Winterbergen/ Anefo, Nationaal Archief.