Precies 75 jaar geleden werd in de Ronde van Italië voor de eerste keer gestreden om de zwarte trui, voor de wielrenner die op de allerlaatste plaats staat in het algemeen klassement. Vooral de Italiaan Luigi Malabrocca schiep er een bijzonder genoegen in om meesterlijk te verliezen, om zo de maglia nero mee naar huis te nemen.
Sinds de introductie van de zwarte trui in 1946 was het een gewild tricot. Als laatste trok je nu eenmaal meer aandacht dan als middenmoter. Dino Buzzati legt het in zijn meesterwerk De Ronde van Italië uit: ‘De laatste wordt zo’n beetje het symbool van alle armen en ongelukkigen in deze wereld. Hij wordt min of meer als broer beschouwd door degenen die in het theater van het leven slechts een staanplaats in de engelenbak hebben weten te veroveren. En misschien dat niet eens.’
Het opmerkelijke is nu dat Luigi Malabrocca, drager van de zwarte trui in 1946 en 1947, op wielergebied helemaal niet zo ongelukkig was. Zo won hij 138 koersen en werd hij zelfs tweemaal nationaal kampioen veldrijden. Probleem was alleen dat hij in grote rondes niet mee kon met de absolute top. Daar hij een broodrenner was, en liefst ook wel eens wat lekkers op zijn boterham wilde, koos hij ervoor om niet voor de winst te gaan, maar juist voor het verlies.
Renate Verhoofstad beschrijft het mooi in Andiamo!: "Als drager van de zwarte trui kon je tenslotte rekenen op een vermelding in La Gazetta dello Sport, kwam je op het podium, kreeg je bloemen, een vette premie, een kusje van de rondemiss, een salami van de lokale slager of een mooi slaapkamermeublement. Met name vanwege de pecunia verdedigde arme sloeber Malabrocca zijn zwarte trui met hand en tand."
Malabrocca draaide zo de gangbare begrippen van winst en verlies om. Hij wilde minuten verliezen op zijn medewielrenners in plaats van inlopen. Het publiek vond het geweldig en genoot van de manier waarop Malabrocca zijn uiterste best deed om zo laat mogelijk binnen te komen. Verhoofstad: "Tijdens lange bergetappes liet hij zich opzettelijk terugzakken en prikte dan gaatjes in zijn tubes. Rustig aan repareren natuurlijk – een karweitje dat toen nog door de renners zelf werd uitgevoerd. Andere keren parkeerde hij zijn fiets langs de kant van de weg voor een espresso en een sigaar in een bar, liet hij zich uitnodigen bij tifosi thuis aan tafel of hield hij zich verborgen in hooibergen, sloten, vaarten en kelders."
Hij deed alles om zijn aankomst zo lang mogelijk uit te stellen, maar diende daarbij uiteraard wel rekening te houden met de toegestane tijdslimiet. De rekenmeesters van de ronde waren wel goed, maar niet gek.
In 1949 verscheen Malabrocca opnieuw aan de start van de Giro. Doel: langzaam fietsen, veel genieten en het zwart aan de kapstok. Maar hij rekende buiten de waard. Het ging mis tijdens de slotetappe van Turijn naar Monza. Malabrocca stak zijn band lek en ging vervolgens bier drinken in een lokaal café. Hierna ging hij met een tifosi mee om zijn nieuwe hengels te bewonderen. Na een pauze van twee uur stapte hij weer op de fiets en reed hij op zijn gemak richting finish.
Daar was het wel heel erg stil. De juryleden waren na een uur wachten vertrokken. In de einduitslag van de rit kreeg Malabrocca van de jury dezelfde straftijd als de rest van het peloton, en dat was veel minder dan de twee uur waar hij op had gerekend. Zo werd hij niet de verliezer waar hij op gehoopt had. Dankzij deze rekenmethode werd dat namelijk ene Sante Carollo, die juist tegen zijn zin op de laatste plaats belandde. Malabrocca was woest, Carolla uiteindelijk juist niet. Dankzij winst van de zwarte trui ontving hij namelijk 200.000 lires aan premie. Niet slecht voor een verliezer.
Na 1951 werd er nog maar zeer sporadisch gereden voor de zwarte trui.
Foto: Wikimedia