Wereldwijd staat de politieke betekenis van talloze standbeelden ter discussie. In 1956 was een beeld van Fanny Blankers-Koen onderwerp van protest. Volgens studenten was er sprake van sportverdwazing, in die tijd één van de populairste woorden uit onze taal.
In de Zwitserse stad St. Moritz staat een gedenksteen ter ere van bobsleeër Jules Bylandt uit Amerongen met een tekst in zowel het Duits als het Engels. In 1907 verongelukte deze sportman tijdens een recordpoging, waarna vrienden voor hem een herinneringsfontein maakten. Ach ja. Het zou wel eens de oudste gedenkplaat voor een Nederlandse sporter kunnen zijn, maar in ons land is er niemand die hiervan weet. De kans dat dit zal sneuvelen in een beeldenstorm, neemt daardoor wel aanzienlijk af.
Als er toch iets van dit nieuws over die gedenkplaat vanuit Zwitserland was overgewaaid naar Nederland, was er vast kritiek gekomen op deze sportverdwazing. Alles wat in ons land met sport te maken had, werd namelijk in het algemeen beschouwd als sportverdwazing – een begrip dat in 1920 voor de eerste keer opdook in een krant en daar tot diep in jaren tachtig niet meer was weg te slaan. Een supportersvereniging voor een voetbalclub? Sportverdwazing! Rugnummers voor voetballers om het de toeschouwers in het stadion wat makkelijker te maken? Sportverdwazing! Sport op zondag en/of voor vrouwen? Sportverdwazing!
In deze eeuw van sportverdwazing richtte de toorn zich in 1953 op het voornemen van een standbeeld van Fanny Blankers-Koen in Rotterdam, op dat moment nog in leven. "Dat heeft duidelijk te maken met verafgoding en waar moet dat heen?," aldus een brievenschrijver in Het Vrije Volk. "Naar een stad voor voetballers, fietsers, hardlopers, enz?" In een andere brief werd gesproken over sportverdwazing, net als in andere kranten van Leeuwarden tot Maastricht.
Drie jaar later werd het beeld toch onthuld bij de ingang van diergaarde Blijdorp. Een groep christelijke studenten lichamelijke opvoeding kwam daarop in actie met een kranslegging bij het nieuwe beeld met de mededeling dat deze actie ‘gezien mag worden als een huldiging van allen, die zich verzetten tegen de moderne sportverdwazing’. Een beeldenstormpje dus, maar dan onschuldig en bijna schattig.
Het beeld van Blankers-Koen staat er bijna 65 jaar later nog steeds en heeft zo de atlete zelf overleefd. In die tijd is onze maatschappij compleet anders gaan denken over sport en is een begrip als ‘sportverdwazing’ nagenoeg verdwenen uit onze spreektaal. Het wemelt daarom inmiddels van de standbeelden voor sporters. Volgens de laatste telling van The Sporting Statues Project zijn er in ons land inmiddels ruim dertig standbeelden van voetballers, waarvan méér dan 25 in de afgelopen twintig jaar.
En het gaat maar door, want nog dit jaar krijgt Sarina Wiegman dit eerbetoon als eerste voetbalster in ons land. In Brabant loopt op dit moment zelfs een verkiezing welke sporters uit die provincie ook een eigen beeld moeten krijgen. Niet omdat ze op een vervelende manier dood zijn gegaan, zoals bij St. Moritz in 1907, maar als eerbetoon. Eén waar de sporters zelf nog bij kunnen zijn, net als Blankers-Koen in 1956.
Fotobijschrift: Standbeeld in Rotterdam van Fanny Blankers Koen van Han Rehm. Foto: Wikimedia (CC).
Elke sport heeft rugnummers, maar zonder een naam zijn het slechts cijfers. In de rubriek Rugnummers duiken sporthistorici Jurryt van de Vooren en Micha Peters daarom wekelijks in bijzondere verhalen, prestaties en gebeurtenissen uit de sportgeschiedenis. Ook dit soort verhalen op maat voor je eigen sportorganisatie? Neem dan contact met Arko Sports Media voor de mogelijkheden.