De Verenigde Naties vieren hun 75-jarige jubileum als één van de machtigste organisaties ter wereld. Ze zijn alleen niet de organisatie met de meeste lidstaten, want daarvoor moeten we naar de sportwereld. Rugnummers gaat landen tellen.
De Verenigde Naties bestaan deze week precies 75 jaar. De oprichting was op 24 oktober 1945, meteen na afloop van de Tweede Wereldoorlog, met als voornaamste doel het bevorderen van vrede, veiligheid en mensenrechten in de wereld. In Nederland werd dat gevierd met onder meer een televisie-uitzending vanuit het Vredespaleis in Den Haag.
Bij die oprichting van de Verenigde Naties waren 51 landen betrokken, inmiddels uitgegroeid tot 193 lidstaten. Het is daarom geen gekke gedachte om ervan uit te gaan dat er nergens ter wereld een grotere organisatie is dan de VN, maar dat is niet zo. In de sportwereld zijn er namelijk nóg grotere overkoepelende organisaties, die ook nog eens ouder zijn dan de VN.
De oprichting van het Internationaal Olympisch Comité was in 1894. Twee jaar later waren in Athene de eerste Olympische Spelen. Tot aan de Eerste Wereldoorlog deden hier vooral landen uit Noord-Amerika, Europa en Australië aan mee. In de decennia tot de Tweede Wereldoorlog kwamen de nieuwe landen vooral uit Zuid-Amerika, maar nog steeds was het totaalaantal niet hoger dan vijftig.
De echte groei kwam door de onafhankelijkheidsgolf in Afrika en Azië tijdens de dekolonisatie, beginnend in India in 1947. Al die nieuwe landen wilden zo snel mogelijk meedoen aan de Olympische Spelen, waardoor het aantal verdubbelde in slechts 25 jaar. In 1948 waren er 59 deelnemende landen; in 1972 precies 121. In 1976 en 1980 was er weliswaar een dip, maar die kwam door een politieke boycot die jaren.
Het einde van het communisme zorgde voor een tweede versnelling. Een jaar vóór de val van de Muur stuurden 159 landen deelnemers naar de Spelen van Seoul, inclusief de Sovjet-Unie en Joegoslavië. Vier jaar later waren die allebei uiteengevallen, waardoor er uiteindelijk ruim twintig nieuwe landen ontstonden, die allemaal mee wilden doen. IOC-voorzitter Juan Antonio Samaranch wist in 1992 niet wat hem overkwam: “Toen ik in 1980 in Moskou tot voorzitter van het IOC werd gekozen, waren er 155 nationale Olympische Comités. Nu zijn er 172 en in enkele weken worden het er 180.”
In 2000 waren er in Sydney zelfs al tweehonderd landen op de Spelen, maar daarna werd het rustig. Zo zijn er momenteel 205 landen aangesloten bij het IOC - twaalf méér dan bij de Verenigde Naties!
Dit verschil komt vooral omdat er sportieve lidstaten zijn als Aruba, die niet zelf bij de VN zitten, maar onderdeel uitmaken van een grotere staatkundige eenheid. Aruba zit dan weer wél bij het IOC.
Maar zelfs het IOC is niet de grootste ter wereld, want bij de wereldvoetbalbond FIFA tellen ze 211 lidstaten. Hier bestaat namelijk ook nog de gekke situatie dat Engeland, Wales, Schotland en Noord-Ierland ieder apart lid zijn, in plaats van alleen Groot-Brittannië. Dat is een overblijfsel uit een zeer ver verleden, dat we nu laten rusten.
Het eerste WK voetbal was in 1930 en kent hetzelfde groeipatroon als bij de Olympische Spelen. De eerste grote wereldwijde groei was tijdens de dekolonisatie. En na het instorten van het communisme in de jaren negentig kwamen er heel veel nieuwe voetballanden bij. Sinds de eeuwwisseling zijn er dan weer weinig nieuwe lidstaten toegelaten, net als bij het IOC.
De ontwikkeling van het IOC en de FIFA volgt daarmee de wereldgeschiedenis van de afgelopen 125 jaar met onder meer de invloed van twee wereldoorlogen, de dekolonisatie en het einde van het communisme. Wie de geschiedenis van het IOC en de FIFA begrijpt, snapt daarmee meteen de geschiedenis van de wereld in die tijd – óók die van de Verenigde Naties.
Foto: Wikimedia (CC)