Hoe Dik Bruynesteyn een belangrijke ooggetuige werd van de Nederlandse sportgeschiedenis

Op 28 april is het de tiende sterfdag van sportcartoonist Dik Bruynesteyn. Door zijn gevoel voor tijdloosheid is hij zelf ook tijdloos geworden.

Dik Bruynesteyn werd geboren als Dick Bruijnesteijn op, zoals hij dat zelf altijd zei, 7-7-’27, 7 uur, 7 pond te Rotterdam. "Je ziet: allemaal heilige cijfers." Gedurende zijn lange loopbaan reisde hij de sporters achterna tot in Melbourne, Montreal, Moskou en Madurodam – wederom zijn eigen woorden.

In 1947 was zijn debuut als tekenaar in het tijdschrift Sport en Sportwereld, een jaar later werd hij de opvolger van sportcartoonist Bob Uschi in dagblad Het Vrije Volk. Weer 25 jaar later vierde hij dat met een jubileumboek Van Abe tot Zoetemelk met zo’n 200 tekeningen uit die voorgaande kwart eeuw. Het was zijn persoonlijke sportgeschiedenis, waarvan hij het eerste exemplaar zeer toepasselijk overhandigde aan Abe Lenstra en Joop Zoetemelk.

Tand des tijds

Columnist en veelschrijver Nico Scheepmaker kwam daarna op het idee om het boek Voetbal! uit 1950 erbij te pakken, een gezamenlijk werk van schrijver Klaas Pereboom en Uschi, die hiervoor honderd illustraties had gemaakt. "De jeugdsentimentalisten onder u zullen het zich zeker nog herinneren, het was het boek met de legendarisch geworden Potjegort (DWV) erin, op dezelfde bladzijde met Westers (De Spartaan) en De Jong (Apeldoornse Boys). Die spelers had je nooit van je leven gezien, maar zij leidden toch een duidelijk leven voor je, omdat je ze van haver tot gort kende als karikatuur van Uschi."

In 2022 zijn die voetbalnamen allang vergeten en dat gold in 1973 eigenlijk ook al, zo schreef Scheepmaker. "Van die 100 uitverkoren voetballers van Uschi uit 1950 hebben zes stuks de tand des tijds overleefd: De Munck, De Harder, Rijvers, Terlouw, Kraak en Lenstra." Die stonden dan ook allemaal in het boek van Bruynesteyn.

Een kleine halve eeuw later beoordelen we het werk van Bruynesteyn op dezelfde manier: welke sporters zouden nu nog in een vergelijkbare bundel worden opgenomen? Dat doen we niet volgens objectief vastgelegde criteria, maar met de natte vinger. Piet van der Kruk en Piet Kluit vallen dan helaas af, maar Willem van Hanegem en Ada Kok kennen we nog wel. En omdat iedereen deze week over Johan Cruijff praat, telt hij ook mee.

Het aantal sporters dat in die 49 jaar de tand des tijds heeft overleefd, is aanzienlijk hoger dan in het werk van Bob Uschi uit 1950. Na een snelle inventarisatie zijn het er ongeveer vijftig, waaronder Bep van Klaveren, Sjoukje Dijkstra en Eddie Merckx. Ook Salo Muller duikt op, de voormalige Ajax-verzorger over wie net deze maand een biografie is verschenen.

Tijdloosheid

Bruynesteyn had zo een veel betere score voor tijdloosheid dan Uschi, maar dat zegt meer over de tijdsgeest dan over de tekenaars zelf. Uschi kwam tenslotte uit het tijdperk dat we in Nederland vooral aandacht hadden voor sporters uit eigen land. Er waren nog amper bewegende beelden van de wereldtoppers, die in het tijdperk van Bruynesteyn veel meer beschikbaar waren. De Nederlandse sportliefhebbers van de jaren dertig en veertig kenden daarom relatief weinig buitenlandse sporters. Uschi moest het daarom doen met Lenstra en Kraak, waar Bruynesteyn ook Muhammad Ali, Gerd Müller en Raymond Poulidor in zijn collectie opnam. De sport was simpelweg in rap tempo internationale geworden.

En dan was er nog een groot verschil: in de jaren vijftig en zestig waren er steeds meer Nederlanders doorgedrongen tot de internationale top. In het tijdperk-Uschi was dat veel minder het geval. Onder de ogen van Bruynesteyn kwam de doorbraak van een compleet nieuwe topsportgeneratie met Joop Zoetemelk, Jan Janssen, Ada Kok, Ard Schenk, Stien Kaiser en nog vele anderen. Het was aan Bruynesteyn om dit allemaal kundig vast te leggen.

Precies tien jaar na zijn dood moeten we Bruynesteyn daarom dankbaar zijn voor zijn harde werk. Hij was de ooggetuige van de internationale doorbraak van de Nederlandse sport.

Fotobijschrift: Dik Bruynesteyn in 1984 bij de start van de verkoop van de kinderpostzegels op de Dam. Foto: Vollebregt, Sjakkelien / Anefo, Nationaal Archief.