Vijftig jaar geleden overleed Henri Dénis, de beste Nederlandse voetballer uit de jaren twintig van de vorige eeuw. De 'meester op de vierkante meter' is de enige voetballer die de olympische eed heeft afgelegd. Na zijn sportcarrière werd hij een gewiekst zakenman en had hij enkele jaren de leiding over de Nederlandse Cocaïnefabriek (NCF) in Amsterdam.
Dénis werd op 28 augustus 1896 geboren in Den Haag, maar hij groeide op in toenmalig Nederlands-Indië. Daar diende zijn vader in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Terug in Nederland meldde Dénis zich in 1911 bij Houdt Braef Stant (HBS), de landskampioen van 1904 en 1906. Hij kwam al snel in het eerste elftal van de club terecht, aanvankelijk als voorhoedespeler, al snel werd hij rechtsback, de positie die hij later ook bij het Nederlands elftal zou innemen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog stond Dénis drie jaar paraat bij de militaire wielrijdersafdeling. Het internationale voetbal lag stil en kwam pas in 1919 weer op gang. Voor de eerste naoorlogse interlandwedstrijd van Nederland, op 9 juni 1919 tegen Zweden, werd ook Dénis geselecteerd.
Een Nederlands elftal zonder hem was vanaf toen niet meer denkbaar. Dénis zou in de jaren twintig uitgroeien tot de trots van het Nederlands voetbal. Hij had daarbij wel het geluk dat kranten steeds meer over voetbal gingen schrijven en dat ook het kersverse medium radio voetbal ontdekte. Zo konden voetballers uitgroeien tot sporthelden.
Dénis was een koelbloedige, technisch begaafd voetballer, die door zijn anticiperend vermogen, het tegenspelers enorm lastig kon maken. Inzicht en techniek prevaleerden bij hem boven fysieke kracht en intimidatie. En zowel op als rond het veld was hij altijd een gentleman.
Vanwege zijn in meerdere opzichten sportieve levensinstelling, werd hij in 1928 door het Nederlands Olympisch Comité gevraagd om een bijzondere eed af te leggen. Dat jaar vonden de Olympische Spelen namelijk in Amsterdam plaats, en tijdens de opening van het evenement legde Dénis uit naam van alle deelnemers, de traditionele olympische eed af.
Dénis speelde in mei 1930 tegen de Belgen zijn laatste interlandwedstrijd. Volgens zoon Rob was het afleggen van de olympische eed het absolute hoogtepunt uit de sportieve carrière van zijn vader Henri.
Rob profiteerde overigens zelf ook van de beroemdheid van zijn vader, zo blijkt uit een gesprek dat radiomaker Jorrit Brenninkmeijer in 2004 met hem had. Rob: "Als ik als jonge knul bijvoorbeeld door de politie werd aangehouden, omdat ik ‘s avonds zonder licht op mijn fiets reed, dan kwam ik er na het noemen van mijn achternaam met een waarschuwing, in plaats van een boete, vanaf."
Dénis was dus voor zowel volwassenen als de jeugd een voorbeeld en idool. Hij combineerde probleemloos sport en studie. Twee jaar voor de Spelen studeerde hij in Delft af als civiel ingenieur. Hij ging aan de slag bij de Bataafsche Importmaatschappij en in 1931 zette hij in Den Haag een architecten- en ingenieursbureau op, dat onder meer de theaters Roxy, Rembrandt en Capitol ontwierp.
Na de Tweede Wereldoorlog besloot Dénis te gaan investeren in de Nederlandse Cocaïnefabriek (NCF). De NCF produceerde in de vorige eeuw op grote schaal en volledig legaal, cocaïne voor medicinale doeleinden uit in Nederlands-Indië geteelde cocaplanten. Het was de grootste legale cocaïne producent van het land. Daarnaast produceerde de fabriek ook morfine, heroïne en novocaïne.
Dénis kreeg al snel de meerderheid van de aandelen van het bedrijf in handen en hij werd commissaris van de fabriek. Zo ging hij zich met de bedrijfsvoering bezighouden. Hij zou dit tot de sluiting van fabriek in 1962 blijven doen.
Maar Dénis is toch vooral de geschiedenis ingegaan als 'de meester op de vierkante meter' en de beste Nederlandse voetballer van de jaren twintig. Hij overleed op 13 juli 1971.
Fotobijschrift: Henry Dénis legt namens alle atleten de Olympische eed af bij de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam. Foto: KNVB Collectie/ Nationaal Archief.