Komende donderdag is de presentatie van een onderzoek naar het Nederlandse geweld tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog van 1945 tot 1949. Tijdens deze gevechten werd er soms gevoetbald tussen de strijdende partijen.
Op 31 maart 1948 was er in de Indonesische stad Bima op het schiereiland Soembawa een heel bijzondere voetbalwedstrijd. Een team van Nederlandse militairen van de 4e infanterie speelde die dag tegen een elftal met Indonesische spelers uit die regio – aartsvijanden aan het front. Het was precies in de maanden tussen de eerste en de tweede militaire actie van Nederland, maar dat wil niet zeggen dat de strijdende partijen op dat ogenblik in vrede met elkaar leefden. Integendeel, want deze wedstrijd liep compleet uit de hand. Er braken onlusten uit, waarna de wedstrijd voortijdig werd afgeblazen. De commandant ter plekke noteerde dat hij opdracht had gegeven ‘voorlopig wedstrijden achterwege te laten daar voetbalwedstrijden nog steeds niet als pacificatiemiddel beschouwd kunnen worden’. Sport verbroedert niet altijd.
Het was sporthistoricus Nico van Horn, die deze wedstrijd memoreerde tijdens een baanbrekende lezing in 2017 aan de Universiteit Leiden. Over de sportgeschiedenis tijdens de koloniale oorlogen van eind jaren veertig is namelijk maar zeer weinig bekend, maar Van Horn kwam met veel nieuwe en onbekende informatie. "Hoe gek het ook klinkt, er werd in deze periode aan sport gedaan, aan georganiseerde sport zelfs, iets wat mag gelden als een zeer onderbelicht gebleven topic in de Nederlandse sportgeschiedenis."
Het is ook zeer onwaarschijnlijk dat hier donderdag aandacht aan besteed zal worden tijdens de presentatie van het nieuwe onderzoek. Zoals Van Horn zelf vijf jaar geleden al voorspelde: "In een groot, allesomvattend, historisch, beslist voor altijd afdoende, uiteraard zeer onpartijdig, onderzoek naar alles dat met de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië te maken heeft, zal de sport wel een heel kleine rol spelen."
Toch weten we dat er onder de Nederlandse soldaten heel veel leden van voetbalclubs zaten. Een snelle inventarisatie bij Feyenoord bijvoorbeeld toont aan dat er alleen al van deze club minstens 34 clubleden als soldaten werden ingezet, die het overigens allemaal hebben overleefd. Hun inzet was niet vrijwillig, want veruit de meesten gingen als dienstplichtige naar het onbekende Indonesië, heel kort nadat ze de Tweede Wereldoorlog hadden overleefd onder soms barre omstandigheden. Van de ene oorlog in de andere, een speelbal van de geschiedenis.
Deze voetballers onderhielden in die moeilijke jaren een intensieve briefwisseling met de clubleiding over het dagelijks leven, waarin opmerkelijk vaak werd geschreven over voetbalwedstrijden, vaak zelfs in competitieverband. Het is een boeiende informatiebron, hoogstwaarschijnlijk nog onbekend bij historici.
Hoeveel voetballers er naar het front zijn gestuurd, weten we niet, maar het zullen er honderden zijn geweest. Er waren dodelijke slachtoffers bij. Op 29 april 1949 bijvoorbeeld sneuvelde Antonius Driessen in Kota Pinang, lid van RKDEV in Arcen. Nog geen maand later, op 24 mei 1949, kwam Marten van Boven van voetbalvereniging Rheden om het leven in Klatan, 22 jaar oud. En op 1 augustus 1949 werd Paul Joseph Drilsma gedood in Ngandjuk, lid van SV Epe.
Het is vanzelfsprekend dat niet iedereen meteen aan voetbal of sport denkt bij de koloniale oorlogen. Toch is dit een interessant punt, merkte Van Horn op, want de inzet van sport in deze revolutionaire fase diende een zeer politiek doel. De Indonesische sporters vertegenwoordigden bij buitenlandse evenementen tenslotte hun nieuwe en onafhankelijke land, zo benadrukte president Soekarno tijdens zijn toespraken: "Behalve dat U allen het maximum van Uw kundigheden op ’t gebied van sport moet tonen, hebt U allen de plicht om (…) het bestaan van een Indonesisch volk en een Indonesische staat kenbaar te maken."
Aan de andere kant van het front probeerde Nederland juist weer te voorkomen dat een onafhankelijk Indonesië zijn sporters afvaardigde naar grote sportevenementen. Indonesië had zich 17 augustus 1945 al onafhankelijk verklaard, waarna in januari 1946 een nationaal olympisch comité werd opgericht met het verzoek aan het IOC tot deelname aan de Olympische Spelen van 1948 in Londen. Aangezien het zogenaamd politiek neutrale IOC altijd de kant kiest van de machthebbers, werd dit geweigerd – precies zoals Nederland wilde.
Zo werd sport een voortzetting van de oorlog met andere middelen. En dat maakt deze sportgeschiedenis zo interessant om ook mee te nemen in het onderzoek naar de vrijheidsstrijd van Indonesië en de Nederlandse reactie. Het wordt tijd om verder te gaan met onderzoek waar Van Horn vijf jaar geleden was geëindigd.
Foto: Een voetbalwedstrijd in Batavia, Indonesië, in 1947. Foto: Nationaal Archief.