De Sportpeiling: hoe denken Nederlanders over hun zitgedrag?

Marktonderzoeksbureau Markteffect duikt voor SPORTNEXT en Sport & Strategie regelmatig de sportmarkt in voor een peiling. In de rubriek De Sportpeiling presenteren we de resultaten van dit mini-onderzoek. Voor deze aflevering peilde Markteffect bij een panel hoe Nederlanders hun zitgedrag beoordelen en welke maatregelen nodig zijn om voor verandering te zorgen.

Nederland is Europees Kampioen zitten, bleek eerder vorig jaar uit cijfers van TNO. 26% van de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder zit meer dan 8,5 uur op een gemiddelde dag. Met dat zitgedrag is Nederland overduidelijk koploper. In geen enkel ander land zit zo’n groot deel van de bevolking zoveel uren per dag. In de rest van de EU ligt dat percentage op 11%. Dat vele zitten is slecht voor de gezondheid. Eerder heeft de Gezondheidsraad in een onderzoek al laten zien dat langdurig zitten het risico op hart- en vaatziekten verhoogt. Daarnaast gaat langdurig zitten gepaard met vroegtijdig overlijden: wie meer dan 8 uur per dag zit heeft 27% meer kans op vroegtijdig overlijden in vergelijking met minder dan 4 uur per dag zitten.

Hoe denken Nederlanders over dit zitgedrag? Is het een probleem en wat moet daaraan gedaan worden? Die vragen legde Markteffect voor dit onderzoek voor aan een panel bestaande uit ruim duizend mensen. Deze groep is representatief voor Nederland: de helft is man, de helft is vrouw. Bijna één derde is jonger dan 35 jaar, één derde is tussen de 35 en 55 jaar en ruim één derde is ouder dan 55 jaar. Het is bij dit onderzoek goed om op te merken dat het aantal sporters (764) hoger ligt dan het aantal niet-sporters (283), maar evengoed zijn uit dit panelonderzoek interessante conclusies te trekken. Iemand die sport kan overdag uiteraard ook een zittend beroep uitoefenen.

Beoordeling van het zitgedrag

Een van de stellingen die het panel voorgelegd kreeg, luidde: ‘Ik breng veel tijd per dag zittend door’. Meer dan de helft (55%) beantwoordde deze stelling met ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’. Opvallend is dat het sportgedrag bij de panelleden geen grote invloed lijkt te hebben op de beoordeling van het zitgedrag. Bij de sporters geeft 56% aan veel te zitten en bij de niet-sporters ligt dat op 53%.

Het panel kreeg ook een stelling voorgelegd over ‘Nederland Europees Kampioen zitten’. De vraag of dit een probleem is, wordt door 68% bevestigend beantwoord. Gevraagd of er ‘maatregelen getroffen zouden moeten worden om te zorgen dat men minder tijd zittend doorbrengt’ wordt eveneens door een grote groep (61%) met ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ beantwoord.

Verantwoordelijkheden

Op die maatregelen werd ook nog verder doorgevraagd, want bij wie ligt de verantwoordelijkheid om het zitgedrag aan te passen. 76% van het panel vindt dat dit bij de persoon zelf ligt, 20% bij de werkgevers en 4% bij de overheid. Een enkeling vulde bij ‘anders’ de zorgverzekeraars in.

Over de rol van verzekeraars bij het stimuleren van gezond gedrag werd nog apart een vraag gesteld aan het panel. Veel verzekeraars experimenteren tegenwoordig met het belonen van gezond gedrag, bijvoorbeeld door het aanbieden van een gratis stappenteller waarmee beloningen behaald kunnen worden wanneer er voldaan wordt aan bepaalde gezondheidsdoelen. 66% van het panel geeft aan het goed te vinden dat zorgverzekeraars producten aanbieden die gezond bedrag belonen. Maar als mensen g wordt gevraagd ‘of ze bereid zijn over te stappen wanneer een zorgverzekeraar een gratis product of dienst aanbiedt ter beloning van gezond gedrag’ dan levert dat een minder eenduidig beeld op. 29% is het eens met die stelling, 36% oneens en 34% niet oneens, niet eens.

Zelf actie ondernemen

Tot slot werd nog gekeken naar wat de panelleden zelf doen aan hun zitgedrag. 31% van het panel geeft aan nog niets te doen om het aantal zituren te verminderen. 69% daarentegen is duidelijk wel al met actie bezig om het zitten te reduceren. Daarbij worden wandelingen (72%), de trap nemen in plaats van de lift (69%), minimaal een keer sporten per week (58%), vaker de fiets nemen in plaats van het ov (51%) en een sta- of verstelbaar bureau (21%) genoemd.