Ter gelegenheid van de onlangs verschenen 100ste editie van vakblad Sport & Strategie duiken we in ons archief. We halen de beste interviews met de topstukken uit sport en politiek van de afgelopen jaren en presenteren die hier online opnieuw. Nummer 1 verscheen veertien jaar geleden dus is het niet meer dan logisch om de enige echte nummer 14, Johan Cruijff, als eerste in herinnering te brengen. Friso Schotanus sprak Cruijff, die in 2016 overleed, in 2009 nog ruim voor diens 'fluwelen revolutie' bij Ajax. In het gesprek ging Cruijff samen met Carole Thate uitgebreid in op de Cruyff Foundation en het Cruyff Institute for Sport Studies.
Sinds Marco van Basten zei geen prijs te stellen op zijn diensten bij Ajax, trok Johan Cruijff zich meer dan ooit terug uit de openbaarheid. Voor Sport & Strategie laat hij op eigen, soms onnavolgbare wijze zijn licht schijnen over het heden en de toekomst van zijn Cruyff Foundation en Cruyff Institute for Sport Studies. En ja, hij wil best ambassadeur zijn voor het WK voetbal van 2018 én de Olympische Spelen van 2028. "Als je aan het ene traject begint, kom je vanzelf in het andere terecht."
Door Friso Schotanus
Cruijff mag dan de anonimiteit wat meer willen opzoeken, dat betekent niet dat hij onopvallend door het leven gaat. Op de sportdag voor sponsors van zijn Foundation in het Olympisch Stadion heeft hij geen seconde rust. Iedereen schiet hem aan, iedereen wil iets van hem. De 62-jarige luistert niet alleen geduldig, hij is vooral veel aan het woord. Eén van de onderwerpen waar hij het meest gedreven over praat, is zijn eigen foundation. Hoewel hij als ambassadeur op de achtergrond acteert, voelt hij zich zeer betrokken bij het werk van de Johan Cruyff Foundation, waar Carole Thate de dagelijkse leiding in handen heeft.
Het Mulier Instituut onderzocht de afgelopen drie jaar het gebruik en de effecten van de Cruyff Courts (zie kader onderaan). Eén ding is duidelijk: de veldjes worden gezien als aanwinst voor de buurt, en gelden vooral voor allochtone jongens als alternatief voor de dure en als ontoegankelijk ervaren sportvereniging. Er liggen nu 96 van deze kunstgrasvelden in de wereld, waarvan 86 in Nederland. Geld voor aanleg vergaart de foundation door giften/donaties te werven en partners om zich heen te verzamelen: bedrijfsleven, overheid, de KNVB, lokale overheden. De foundation merkt dat door de crisis sponsors terughoudender zijn geworden. Zou het daarom geen goed idee zijn als de overheid de courts adopteert? Dat past bij het overheidsbeleid om sport te gebruiken als sociaal bindmiddel, en om de leefbaarheid in de wijken te vergroten. Is ‘de eigenaar’ van de courts gevoelig voor die gedachte, bijvoorbeeld als daar (veel) subsidiegeld tegenover zou staan?
"Wij hebben geen politieke motieven, wij hebben – heel simpel – sportmotieven"
Cruijff: "Als de overheid onze taak zou overnemen, zou dat veel problemen opleveren. Want de overheid heeft te maken met veel verschillende partijen, die allemaal eigen belangen hebben. Wij hebben maar één belang: veldjes bouwen en zo de jeugd een veilige plek geven om te sporten en te spelen. Bovendien zijn we de spil, wij hebben contact met alle andere betrokkenen. En wij hebben geen politieke motieven, wij hebben – heel simpel – sportmotieven. Dus ik zal nooit zeggen: neem het maar over, omdat het dan nooit zo snel zou gaan en zo goed op elkaar afgestemd zou zijn als nu."
Cruijff: "Ik denk dat ze er nog aan moeten wennen dat onze veldjes er liggen, dat de jeugd er speelt, en dat ze er iets mee zouden kunnen doen. Dat zal uiteindelijk ook wel gebeuren, het kost alleen tijd en inspanning."
Foundation-directeur Carole Thate vult aan: "Wij hebben geregeld contact met Stichting Meer dan Voetbal. Naast de sociaal-maatschappelijke projecten gericht op betaaldvoetbalclubs, gaan ze zich ook op amateurclubs richten. Binnenkort zitten we met elkaar om de tafel om te zien hoe we elkaar kunnen versterken. Met veel clubs zijn we direct of indirect al verbonden, simpelweg omdat er al in 59 steden een Cruyff Court ligt."
Cruijff: "De meeste bvo’s worden geleid door niet-sportmensen. Die realiseren zich vaak niet eens dat het straatvoetbal altijd de voorloper van het gewone voetbal is geweest. Het tweede waar ze vaak geen erg in hebben, is dat het voor velen een probleem is om lid te worden van een vereniging. Het is te ver of te duur. Alleen daarom al heb je die veldjes nodig. Als clubs wat bijdehanter zouden zijn, dan zouden ze naar die veldjes gaan en de samenwerking met ons zoeken. Dat geldt niet alleen voor betaaldvoetbalclubs, maar nog meer voor de amateurclubs, want zij zijn het nauwst met een buurt verbonden. Probleem is dat die niet genoeg personeel hebben. We zouden graag zien dat de combinatiefunctionarissen hierin een rol gaan spelen."
Cruijff: "Nee, het gaat meer om overlast, en om het feit dat de oudere jeugd kinderen ‘verdringt’. Kijk, het Mulier Instituut heeft fantastisch werk geleverd, ze hebben er dan ook bijna drie jaar over gedaan. Maar dat wil niet zeggen dat wij in die drie jaar hebben stilgezeten. Als buurtbewoners aangaven dat de veldjes overlast gaven, dan vroegen wij: ‘Waar bestaat die overlast uit?’ ‘Ik kan niet over het voetpad, want er liggen allemaal fietsen’, zeiden ze dan. Dus zetten wij fietsenrekken neer, en hup, overlast weg. Mulier hobbelde er met de informatie die zij kregen, vaak achteraan."
Carole Thate, oud-hockeyinternational en tien jaar geleden bij de Cruyff Foundation begonnen als eerste medewerker, spreekt Cruijff soms meerdere keren per week, soms één keer per maand. Thate: "Johan blijft ons belangrijkste klankbord. Niet alleen hij, maar ook zijn hele familie is zeer betrokken bij de foundation." Volgens Thate heeft de Cruyff Foundation zich ontwikkeld tot een "stabiel merk" dat prima kan opereren zonder zijn naamgever. "In het begin was veel afhankelijk van persoonlijk contact met Johan. Veel partners zien Johan nu nog maar één keer per jaar, bij de sportdag. Ze investeren omdat ze achter de doelstelling staan en omdat ze zien dat wij echt iets voor de jeugd en de wijken betekenen."
Carole Thate: "Als we zouden willen, lagen er in de hele wereld courts."
De Cruyff Foundation stelt zichzelf geen ingewikkelde doelen. Het aantal courts in Nederland zal de komende jaren groeien naar 200 en er is veel aandacht voor de activatie van de veldjes, en dat wil men graag met de bestaande organisatie van acht personen blijven behappen. Thate: "Voor ons is vooral belangrijk dat de bestaande veldjes goed draaien. We hebben nu het project ‘Meedoen, leren, winnen’, dat we uitvoeren samen met onze collega’s van het Cruyff Institute for Sport Studies en de KNVB. De wat oudere jeugd in de wijken wordt opgeleid, zodat ze op hun court zelf een evenement kunnen organiseren. Die jongeren zijn vervolgens jouw oren en ogen rond het veld. We steken hier veel tijd en energie in, maar willen het toezicht beslist niet 'overreguleren'. De kracht van de courts is de simpele opzet. Dat moeten we niet ingewikkeld maken."
Thate: "Ja. Het is zowel lastig om bestaande partners te benaderen als om nieuwe bedrijven te enthousiasmeren om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Het mooie van het Mulier-onderzoek is dat wij kunnen aantonen dat we resultaat boeken. Het geld dat bedrijven investeren, blijft dicht bij huis; het gaat niet naar Verweggistan. Als er een court in het buitenland wordt geopend, dan is er altijd een duidelijk link met Nederland. Zo heeft Ibrahim Afellay een veld geopend in Marokko en Dennis Bergkamp in Londen. Verdere internationalisering kunnen we met acht man niet aan. We hebben ook een naam te beschermen. Als we zouden willen, dan lagen er in de hele wereld courts. We krijgen gigantisch veel aanvragen uit het buitenland: uit Azië, Afrika, Zuid-Amerika. De naam Cruijff is gewoon nog steeds heel bekend."
Thate: "Als je groter wordt, wordt het bureaucratisch en dat is niet de bedoeling. Johan wil ook geen diplomaat zijn zoals Koss, die trouwens ook een stuk jonger is. En hij wil gaandeweg steeds meer naar de achtergrond verdwijnen. We zijn bezig om ons werk zo neer te zetten, dat we ook zonder Johan overeind blijven."
Naast de foundation is Johan Cruijff druk met het Johan Cruyff Institute for Sport Studies. Hieronder vallen de University (hbo-niveau) en het College (mbo-opleiding), waarvan er respectievelijk twee en zes in Nederland zijn. Onderdeel van het instituut is ook de sportmanagementopleiding voor ex-topsporters; naast Amsterdam draait deze opleiding in Barcelona en Mexico City.
Volgens Cruijff is het belang van deze opleiding evident: "Het leiden van een sportclub of sportbedrijf is een totaal ander verhaal dan het managen van een gewoon bedrijf. Sport is emotie. Zelfs de president van een multinational komt maar sporadisch in de media vergeleken bij een topsporter. Als directeur van een ‘gewoon’ bedrijf kun je drie, vier jaar achter elkaar verlies lijden, en pas dan heeft het misschien consequenties. Maar als je in de sport vier keer achter elkaar verliest, dan zijn de rapen gaar. Het is dus zaak om een sporter, die in dat spel is grootgebracht en die de juiste kwaliteiten en karaktertrekken heeft, op het vereiste intelligentieniveau te brengen. De opleiding die wij aanbieden is zwaar, want met deze ambities moet je de lat wel hoog leggen. Bovendien willen wij als opleidingsinstituut op geen enkele manier afgaan, want dat wordt meteen tegen je gebruikt, als een boemerang."
Cruijff: "In Nederland werken we veel samen met roc’s, maar in het buitenland, waar ze een ander onderwijssysteem hebben, is samenwerking vaak moeilijk, We proberen wel steeds een stap voorwaarts te maken. Binnenkort worden we ook actief in Ecuador en Brazilië. Bij het opzetten van iets nieuws maken we bij voorkeur gebruik van oud-leerlingen. Maar net als met de foundation houden we de regie in eigen hand. Alle studies worden centraal geregeld."
Cruijff: "In een team heeft iedereen zijn eigen taak. Mijn taak is niet om aan de telefoon te hangen, of om e-mails te versturen. Ik ben vooral spreekbuis en soms ben ik actief, zoals vandaag hier in het Olympisch Stadion. Ik vertel ook een paar keer per jaar over leiderschap en marketing. Maar ik ben geen leraar, ik weet ook niet hoe je een les in elkaar zet. Daar zijn anderen weer goed in."
Cruijff: "Ja, ik heb al een paar brieven ontvangen, zowel van de KNVB als van NOC*NSF. Ik heb daar nog geen officieel gesprek aan vastgeplakt. Ik sta er wel voor open. Het is niet zo dat een van beide evenementen mijn voorkeur heeft. Het is 2018 én 2028. Het ene kan het andere nooit schaden. Als je aan het ene traject begint, kom je vanzelf in het andere terecht. Je moet eerst zorgen dat accommodaties de juiste kwaliteit hebben, zoals het Olympisch Stadion hier. Het Olympisch Stadion moet volgens mij centraal staan. Binnen een straal van drie, vier kilometer kunnen geloof ik wel twaalf sporten plaatsvinden. Je moet hier de basis maken en van daaruit verdergaan. Laten ze dat eerst maar regelen."
Het Mulier Instituut is verantwoordelijk voor het
gelijknamige onderzoek naar de Cruyff Courts. Onderzoeksdirecteur Koen
Breedveld: "Wat mij het meest is opgevallen, is het enthousiasme dat je met de
courts tot stand brengt. Vooral de naam Johan Cruijff maakt bij investeerders,
jongeren en de omwonenden een hoop los. Het enthousiasme van het begin, dat
verdwijnt natuurlijk. Toch zien de courts er ook na een paar jaar nog
opmerkelijk goed uit. Dan zie je dat de investeringen in de vormgeving en het
feit dat de veldjes een naam gekregen hebben, waardevol zijn.
Op de courts zie je wel vaak groepsvorming; ook worden meisjes buitengesloten. Daarom is het verstandig om te zorgen voor actieve begeleiding. Daar wordt één van de opleidingen van het Cruyff Insitute for Sport Studies nu voor ingezet, en dat is een beleidsomslag bij de Cruyff Foundation. In het begin zei men: ‘Wij leggen de hardware neer en laat de kinderen maar uitvinden wat ze ermee kunnen.’ Dat daardoor soms conflicten ontstaan, hoort er natuurlijk bij, dat hoort bij ‘je weg vinden in de maatschappij’. We zien dat op de velden waar begeleiding en georganiseerde activiteiten plaatsvinden, er minder klachten zijn en ook dat meisjes minder makkelijk worden weggeduwd. Tegelijkertijd is er een groep (oudere) jongens die het alleen maar vervelend vindt als er begeleiding is. Je moet dus zoeken naar een balans tussen begeleiden en jongeren de ruimte geven.
Jongeren met dezelfde etnische achtergrond zoeken vooral elkaar op. Is dat erg, moet je dat veranderen? Het antwoord is nee. Belangrijk is dat iedereen zijn weg vindt naar de sport in Nederland, en dat ze plezier hebben in sport. Je moet niet willen forceren dat ze sporten met anderen dan hun eigen vrienden. Vaak zie je het integratieproces spontaan verlopen. Het is vaak groepje bij groepje, maar als er een partijtje gemaakt moet worden, dan trekken allochtonen en autochtone jongeren toch naar elkaar toe."
Foto's: Johan Cruyff Foundation
Lees ook nummer 1 van vakblad Sport & Strategie hier terug: