Contributiemonitor laat grote verschillen per sport en gemeente zien

De betaalbaarheid van het sportaanbod in Nederland is al langer een belangrijk agendapunt van lokale overheden en het ministerie van VWS. De toegankelijkheid van sport voor iedereen vormt in het vorig jaar gesloten Nationaal Sportakkoord zelfs de rode draad. Omdat sporters het stijgen van verenigingscontributies als een financiële drempel kunnen ervaren is het Mulier Instituut en Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) twee jaar terug gestart met de Contributiemonitor. Behalve inzicht in verschillen in contributie per sport en gemeente levert deze monitor vooral relevante kennis op voor beleidsmakers in de sport.

De Contributiemonitor werd in 2017 voor het eerst gepubliceerd. In die eerste 0-meting werden de contributies van de sporttakken voetbal, tennis, hockey, atletiek, volleybal en handbal onderzocht. In het vervolgonderzoek zijn contributies in de sporten basketbal, korfbal, rugby, tennis en voetbal onder de loep genomen. Daardoor zijn nu in totaal negen takken van sport meegenomen in de contributiemonitor.

Basketbal en hockey 'duurste'

Uit de meest recente contributiemonitor (2017/’18) komen grote verschillen in contributies naar voren: van enkele tientjes per jaar tot honderden euro’s voor een lidmaatschap. Basketbal en hockey komen in het rapport naar voren als de duurste sporten als het gaat om contributiekosten. Een gemiddeld lidmaatschap van een basketbalvereniging komt op € 260,-. Uit de contributiemonitor 2016/’17 bleek dat hockeyverenigingen gemiddeld € 281,- aan contributie innen per seniorlid.

Tennis, atletiek en voetbal zijn de ‘goedkopere’ sporten. Bij een tennisvereniging betaalt eenvolwassene gemiddeld 141 euro en een junior nog net geen 80 euro. Bij atletiekverenigingen betalen senioren gemiddeld 172 euro en junioren 144 euro per jaar. Bij deze lagere contributiekosten moet als kanttekening worden geplaatst dat het bij tennis gebruikelijk is om apart te betalen voor trainingen die vaak door een tennisschool wordt verzorgd. Bij atletiek ligt een verklaring in de lage kosten in het feit dat atletiekverenigingen soms geen accommodatie gebruiken.

De makers van het rapport benadrukken dat het gaat om gemiddelden. Zeker bij de takken van sport met lage contributies zien de onderzoekers grote verschillen tussen verenigingen binnen een sport. Tennis-, atletiek- en voetbalcontributies lopen uiteen van rond de 50 euro tot en met ruim boven de 400 euro.

Verschillen per regio

De onderzoekers hebben verder ook gekeken naar de verschillen in contributies per regio. Daaruit blijkt dat de stedelijkheid van de gemeente waarin de vereniging is gevestigd, vaak ook de verschillen in contributies verklaren. Hoe meer inwoners en hoe hoger de bevolkingsdichtheid, hoe hoger de contributie vaak is. Omgekeerd, neemt de gemiddelde contributie vaak af in een krimp- of anticipeerregio, wanneer er relatief veel andere verenigingen zijn en de afstand tot een sportaccommodatie groter wordt. De krimp- en anticipeergebieden zijn voornamelijk te vinden in de noordelijke provincies en in Limburg.

Invloed sportbeleid

De Contributiemonitor kan voor beleidsmakers bij gemeenten van grote waarde zijn. De monitor geeft namelijk inzicht in de betaalbaarheid van het verenigingsaanbod en kijkt tegelijkertijd naar de vraag of toegangsprijzen en contributies reageren op verandering in beleid zoals het afschaffen van subsidies of verlagen van huur van sportaccommodaties. Uit het onderzoek komt naar voren dat hoe meer sportuitgaven een gemeente doet per inwoner, hoe lager in de regel ook de sportcontributies zijn. Sportbeleid kan daarmee van invloed van zijn op de contributies. De onderzoekers benadrukken dat contributies vooral samenhangen met de stedelijke omgeving, waarbij bevolkingsdichtheid, opleidingsniveau en de afstand tussen accommodaties bepalend zijn.

Bron: Allesoversport.nl

De hele contributiemonitor 2017/’18 is hier in te zien.