Het Sociaal Cultureel Plan Bureau presenteert vandaag de Rapportage sport 2018 over de ontwikkeling van de sport in Nederland. De cijfers laten overwegend stabiliteit zijn in de wekelijkse sportdeelname (57% van de bevolking), het clublidmaatschap (31% van de bevolking), de stand op de internationale medaillespiegel (9e) en het vrijwilligerswerk in de sport (10% van de bevolking). De Rapportage sport 2018 laat zien dat achter deze ogenschijnlijke stabiliteit de laatste jaren toch veel is veranderd in sportgedrag, sportaanbod en (top)sportbeleid.
Iedere vier jaar brengen het Mulier Instituut en het Sociaal Cultureel Planbureau, ondersteund door het ministerie van VWS, de ontwikkeling van de sport in kaart met de Rapportage sport. In de vandaag verschenen editie van 2018 stellen de onderzoekers allereerst dat in de motorische vaardigheden van kinderen teruglopen. In de buitenschoolse tijd wordt minder bewogen, en scholen maken eerder iets minder dan meer tijd vrij voor bewegingsonderwijs. “Maar niet alleen de sportdeelname van de jeugd vereist aandacht. De bevolking als geheel groeit vooral nog door migratie en vergrijst snel, waardoor de wensen en de voorkeuren voor sportbeoefening in de bevolking als geheel veranderen. Het levert voor de sportwereld een uitdaging op om deze, deels nieuwe, groepen in beweging te krijgen en te houden”, zo stellen de onderzoekers.
In het sportaanbod constateert de Rapportage sport 2018 een grote verandering. De belangstelling voor sporten in de openbare ruimte, commercieel sportaanbod en voor nieuwe vormen van sport, zoals beachsporten, yoga, bootcamp en esports is gegroeid. “Deze activiteiten sluiten aan op veranderende behoeften en voorkeuren van deelnemers, zoals flexibiliteit in tijdstip en plaats. Dat sporten bijdraagt aan een gezonde leefstijl is eveneens van groot belang, gezondheid is voor negen op tien mensen het belangrijkste motief om te sporten. Ook traditionele sportaanbieders zoals sportbonden en -verenigingen hebben te maken met deze veranderende behoeften en voorkeuren en werken aan innovatie van het aanbod.”
De Rapportage Sport 2018 heeft ook gekeken naar het Nederlandse topsportbeleid. Het besluit om te focussen op topsportprogramma’s met de grootste kans op sportief succes heeft er volgens de onderzoeker toe bijgedragen dat Nederland de laatste jaren de hoge positie op de medaillespiegel heeft behouden. “Belangrijke kanttekening hierbij is dat hoewel de overheidsuitgaven aan topsport de laatste jaren flink stijgen, de ervaren trots en waarde die de Nederlandse bevolking aan topsport hecht sinds 1998 afneemt. Ook de kijkcijfers voor grote internationale sportevenementen, zoals het EK en WK voetbal, nemen af, zeker als er geen Nederlandse toppers meedoen. De prestaties van Max Verstappen doen wel de aandacht voor de Formule 1 toenemen, maar in het algemeen verzwakt het draagvlak voor het topsportbeleid.”
Met het Nationale Sportakkoord dat deze zomer werd gesloten, constateert de Rapportage Sport met het nieuwe kabinet een koerswijziging ten opzichte van voorgaand beleid. Waar eerder de maatschappelijke waarde van sport veel aandacht kregen vanuit de overheid, ligt nu meer nadruk op de lokaal sportbeleid en de voorwaarden voor sportbeoefening zoals accommodaties, de organisatorische kracht van sportaanbieders en het bieden van veilig en plezierig sportaanbod.
Tot slot hebben de rapporteurs naar de economische waarde van sport gekeken. Deze is in de periode 2006-2012 ongeveer gelijk gebleven, de bijdrage van sport aan de totale economie schommelt rond de 1%. Met de Omgevingswet komt er meer aandacht voor het ruimtebeslag van sport. Sinds 2000 is er 4000 hectare sportterrein bijgekomen, voornamelijk voor voetbal en golf. De waarde van sport op het gebied van internationale samenwerking kan nog beter benut worden ten behoeve van diplomatie of als exportproduct van kennis of goederen, stellen de onderzoekers. “Samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven is daarvoor van belang.”
Ga voor het hele rapport naar SCP.nl