Een start bij het zwemmen bestaat uit verschillende elementen. Bewegingswetenschapper Marit van Dijk ontdekte maar liefst 65 variabelen waar een zwemmer aan kan werken bij de start. In haar onderzoek zocht ze met de meetdata van meer dan 10.000 starts van Nederlandse topzwemmers uit wat de meest bepalende factoren zijn om de start te verbeteren.
Van Dijk, verbonden aan de VU, is embedded scientist bij het nationale zwemteam in Eindhoven. Daar doen ze sinds 2010 onderzoek naar de zwemstart. Met speciale camera’s (zowel boven als onder water) en meetapparatuur kan de start, en de onderwaterfase van maximaal 15 meter, minutieus worden vastgelegd. “Sinds 2017 kunnen we bijvoorbeeld ook de kracht op het startblok meten”, zegt Van Dijk.
Om hun start te verbeteren, moeten zwemmers weten aan welk onderdeel ze moeten werken. Maar dat zijn er nogal wat, vond Van Dijk. 65 variabelen om precies te zijn: van de afstand van in het water komen, tot maximale diepte, en van stijgingshoek tot heuphoogte bij vijf meter. Daar kan een zwemmer onmogelijk allemaal aan werken. "Daarom hebben we sommige variabelen gecombineerd tot één. Toen hadden we er nog 27 over. Nog steeds te veel. Daarom zijn we op zoek gegaan naar de vijf meest bepalende parameters", vertelt de bewegingswetenschapper.
Ze verzamelde meer dan 10.000 'samples'. Starts van allerlei zwemmers van het nationale team die zijn vastgelegd tussen 2010 en 2018. "We hebben besloten om voor dit onderzoek alleen te kijken naar de start van de vrije slag", zegt ze. Ze kwam er achter dat de beste starts in de set (de starts waarbij de zwemmer het snelste bij de 15 meter was) de starts met grootste ‘vliegafstand’ waren. Dus hoe verder een zwemmer in het water komt, hoe sneller de eerste 15 meter van de race.
De combinatie van vijf meest bepalende parameters zijn verschillend voor mannen en vrouwen. Voor vrouwen zijn de startbloktijd, snelheid van de vlucht, afstand van de vlucht, de afstand waar de zwemmer weer boven water komt (maximaal 15 meter) en de score voor de onderwatertechniek (hoe goed iemand daar in is) het meest bepalend voor een goede start. Voor de mannen is de afstand van de vlucht minder belangrijk, maar de snelheid van de vlucht des te meer. Daarnaast is de hoek waarmee vrouwelijke zwemmers het water in komen bepalend. Bij de mannen is vooral de stroomlijn na het inkomen van het water belangrijk.
Nadat Van Dijk de meest belangrijke parameters voor de hele groep had bepaald, is zij gaan kijken naar individuele zwemmers en waar zij met name aan moeten werken. "Er zijn nu verschillende focuspunten aangebracht bij het nationale team. Bij de KNZB is nu al meer focus op de onderwatertechniek met de vlinderbeenslag. Hoe beter je daar in bent, hoe langer je onder water kunt blijven en hoe sneller je start."