Hij zou, zegt hij halverwege het interview voor vakblad Sport & Strategie, eigenlijk een boek moeten schrijven. Viermaal is hij algemeen directeur geweest van een sportbond in Nederland: KNWU, KNSB, NWB, JBN. Dan heb je wel wat te vertellen. Zijn lach schalt regelmatig door de kamer. De teksten van Huub Stammes, rechtgeaarde West-Fries en originele sportman, zullen leerzaam, scherp op de inhoud en soms hilarisch zijn. Maar, geeft hij aan, dat is voor later. Er zijn zaken in de sport waar hij nog zijn energie en inzichten aan wil geven.
Directeur van een sportbond is een mooie functie, vindt Stammes. "Er komt veel op je af. Je moet heel divers werk aankunnen en snel kunnen schakelen tussen visie, strategie en uitvoering. Het ene moment zit je in een zaaltje in Roden met districtsleden te praten, even later ben je weer in Zierikzee. Jij bent het gezicht van de bond en hebt de contacten naar de media. Het volgende moment ben je bij het ministerie, dan door naar NOC*NSF of een gemeente of provincie. Vervolgens vervoeg je je bij een sponsor en uiteraard moet je de zaak op je eigen kantoor runnen, met je collega’s en vrijwilligers, en dat alles ten behoeve van de clubs en leden. En dan zijn er nog de vele vergaderingen met bestuur, bondsraden en commissies. Dat zijn een hoop ballen om in de lucht te houden, tegen een aardig maar geen uitzinnig salaris. Je sociale leven kent beperkingen door het vele avond- en weekendwerk, maar, als ik voor mezelf spreek, ik heb het altijd met plezier gedaan."
De laatste tijd, na zijn vertrek bij Judo Bond Nederland, heeft
Stammes goed kunnen nadenken over de sport en de doelstellingen zoals die in
Nederland zijn geformuleerd en hoe die zijn te bereiken. "Als we het als een
systeem benaderen, dan kan er echt veel beter. Hoe maak je werk van een aantal
grote beleidsvoornemens? 75 procent van de bevolking aan het sporten in
2040. Kinderen breed motorisch breed opleiden. De topsport bij de mondiale top tien.
Veilig sporten en een leven lang sporten."
"We weten het niet, we delen het niet en weg is de investering. De optelsom is dat we met de beste bedoelingen maar wat doen. En dat is te zien in de resultaten"
Eén doelstelling pikt Stammes eruit. "Wanneer we inzoomen op de 75 procent sportdeelname, zien we dat de helft van de Nederlandse bevolking aan sport doet: 25 procent bij de clubs, 25 procent bij de commerciële sportaanbieders. Dan is er nog een kwart dat wel zou willen, maar niet weet hoe, wat en waar in het oerwoud van aanbieders. En de laatste 25 procent wil niet of kan niet. Ik zie op dit moment geen focus op de groei van het aantal sporters, maar vooral activiteiten die gericht zijn op bijzaken. Daar zijn ook subsidies voor. Er zijn zo’n zestig leefstijlinterventies erkend door het RIVM en honderd sport- en beweeginterventies. Dan zou je toch kunnen onderzoeken hoe deze werken en wat het beste werkt en die sturend inzetten? Nee, dat doen we dus niet. Provincies en gemeenten kunnen zelf beleid en uitvoering bepalen. Buurtsportcoaches hebben vaak een vrije rol. Het is subsidiegericht in plaats van resultaatgestuurd. Op deze wijze blijven we rond de vijftig procent sportdeelname hangen."
Enkele jaren geleden werd er een innovatietraject gestart door NOC*NSF, samen met de sportbonden en gefinancierd door VWS met bijna 10 miljoen euro. "Helaas zijn de feitelijke resultaten nooit goed gemeten. Maar er moet toch wel iets zijn dat werkt? We weten het niet, we delen het niet en weg is de investering. Als je het Sportakkoord leest, is het wederom vrijheid blijheid. De beleidswereld van sport is opportunistisch wat dat betreft", aldus Stammes.
"Als je onderzoeken leest, weten we best veel. Kijken we naar gedrag en lengte van lidmaatschap, dan zien we dat instromers minimaal twee jaar lid moeten zijn, willen ze de sport lang blijven beoefenen. Dan moet toch elke trainer als bovenliggend doel krijgen: houd je sporters zodanig gemotiveerd, dat ze minimaal twee jaar lid blijven van onze club. Dat hoort dan weer thuis in de trainersopleiding. Ik heb onlangs zelf een trainersopleiding gevolgd bij de KNWU. Daar ging het nooit over dit onderwerp, bijna altijd ging het over prestatieverbetering. Gemiste kans. Wil je dat doel bereiken, dan kom je snel op blijvend sportplezier uit en daarna pas op prestatie. En dat is prima. Wat ik vervolgens constateer, is dat er onvoldoende kennis van gedragspsychologie is, in te zetten bij marketing- en salescampagnes. Ik zie het niet bij NOC*NSF of bij VWS. Er is ook onvoldoende kennis van marketing van de sport – en dat is echt wat anders dan sportmarketing, waarmee men sponsoring en grote evenementen bedoelt. De optelsom is dat we met de beste bedoelingen maar wat doen. En dat is te zien in de resultaten."
Bij topsport is dat anders. Stammes: "Daar is het doel: winnen. Dat is concreet en stuurbaar. We hebben gezien dat het realiseerbaar is. En dat is de 75 procent sportdeelname ook. Maar dan moet er regie zijn en een cockpit vanwaar je stuurt, met alle relevante gegevens voorhanden. Dat hoort mijns inziens primair bij het ministerie te zijn en bij beide sportkoepels, NOC*NSF en POS [Platform Ondernemende Sportaanbieders, JV]. En als het er niet is, waarom stel je dan het doel?"
Er is veel wat Stammes ergert dan wel inspireert. Veel van zijn gesprekken gaan momenteel over het besturen van de sportbond. Een harde conclusie: "De toegevoegde waarde van een bondsbestuur is daarbij vaak een discussiepunt. En die toegevoegde waarde is anno 2023 niet zo groot. Discussies die in het managementteam zijn gevoerd, worden opnieuw gevoerd in het bestuur. En uiteindelijk worden eigenlijk alle agendapunten aangenomen. Het leidt tot een dubbele discussie over hetzelfde onderwerp. In de negentiende en twintigste eeuw was het begrijpelijk dat er een bestuur was van vrijwilligers. Er bestonden toen geen bureaus met professionals. Nu, in een heel andere maatschappij, werken we nog met een model van een eeuw oud. De dynamiek is totaal anders, de snelheid van werken net zo. De kennis van de professionals over de breedheid van de materie is enorm toegenomen. Het is specialistischer, er zijn veel meer items. Dan vraag je je af waarom we nog met een bestuur van vrijwilligers werken."
"De toegevoegde waarde van een bondsbestuur is anno 2023 niet zo groot"
In heel veel sectoren is het bestuur vervangen door een raad van toezicht, het zogenoemde RvT-model, en een directeur-bestuurder (DB). "De sport is nog afwachtend hierin. Ten onrechte. KNVB amateurvoetbal, KNSB, KWbN en sinds kort KNWU bewijzen dat het werken met een raad van toezicht en een directeur-bestuurder meer snelheid geeft en tegelijkertijd voor rust zorgt in de organisatie. De laag van onnodig dubbel vergaderen, met alle werkzaamheden en neveneffecten van dien, neem je dan weg. Dat vergroot de effectiviteit van een organisatie. Sommigen vinden het eng, omdat er dan één persoon verantwoordelijk is als DB. Ja, dat klopt en het vereist competenties van die DB en zijn of haar RvT-leden. Gelukkig zijn er in het RvT-model voldoende checks and balances aanwezig om de DB bij de les te houden. Het RvT-model zou nu als leidraad moeten gelden."
Huub Stammes is nog niet klaar met de Nederlandse sport. Hij zegt graag als adviseur aan de slag te willen voor verbetering van de sport en zijn organisatie. "Ik heb nu tijd. En anders ga ik komende winter aan mijn boek beginnen", zo besluit hij lachend.
Dit artikel is een ingekorte versie van een groter interview met Huub Stammes uit vakblad Sport & Strategie (editie 4). Bestel deze editie als los nummer om het hele verhaal te lezen.