Hoe staat het Nederlandse toptennis ervoor? Die vraag wordt Dennis Sporrel, manager topsport bij de KNLTB, vaker gesteld. Wat Sporrel betreft geeft de Australian Open, die vandaag beginnen, een goed venster op de toekomst van het Nederlandse toptennis. Met Arantxa Rus, Tallon Griekspoor en Botic van de Zandschulp waren al drie Nederlandse spelers direct voor het hoofdtoernooi geplaatst en in de kwalificaties stonden ook nog eens zeven Nederlanders. Arianne Hartono wist zich in die voorronde nog te plaatsen voor haar grandslamdebuut. "Ik denk dat het op dit moment helemaal niet zo slecht gaat met het Nederlandse toptennis als soms wordt gesuggereerd."
In de gesprekken die Sporrel afgelopen weken in Melbourne voerde met coaches uit Japan, Australië en Spanje kreeg hij de bevestiging dat hij met iets unieks bezig is. "Ze kijken met gezonde jaloezie naar Nederland: het is een klein land dus die kunnen veel met elkaar doen", zegt hij via een videogesprek. Vanuit Nederland vult Peter Hendriks, Bestuurslid Toptennis KNLTB, hem aan: "Een half jaar geleden waren we waarschijnlijk iets minder positief dan nu, maar de heren hebben behoorlijke stappen gezet. Je moet het perspectief van tennis ook goed in de gaten houden: er zijn wereldwijd letterlijk tienduizenden mensen die in die top 200 proberen te komen. Wij hebben op dit moment zowel bij de heren als de dames vijf spelers in de top 200. We hebben gelukkig een positief momentum."
"Dit moet ooit leiden tot een volgende Nederlandse grandslamtitel. Dat is de droom voor de komende tien tot vijftien jaar"
De KNLTB ziet daarin al een voorzichtig resultaat van het in 2018 ingezette topsportbeleid met de zogenaamde '5 steps to the top'-aanpak. "Je kunt natuurlijk altijd proberen de resultaten te koppelen aan het beleid", zegt Hendriks realistisch. "Ik kom uit het bedrijfsleven en daardoor weet ik dat plannen maken relatief eenvoudig is. Wat je natuurlijk vaak ziet in het bedrijfsleven is dat strategische plannen na een jaar weer worden gewijzigd." Hij ziet in de consistente aanpak van de KNLTB onder leiding van technisch directeur Jacco Elthingh de kracht van het toptennisbeleid. "Die structuur is in mijn ogen cruciaal. Dat staat en heeft zijn effect en gaat nog meer effect krijgen denken wij."
De piramide voor het toptennis wordt volgens dat plan van onderaf opgebouwd, waarbij spelers in vijf stappen naar de top doorstromen. "Het zijn er eigenlijk zes, want het begint natuurlijk bij de jeugd op de vereniging", legt Sporrel uit. Vanuit die jeugd is de eerste stap de KNLTB-instroom in de vorm van club overstijgende trainingen op zo’n 45 locaties. In die laag gaat het om circa zeshonderd kinderen van 7-10 jaar die met elkaar tennissen naast de verenigingstraining. In de tweede groep gaan zo’n 100 tot 125 geselecteerde spelers van 11-14 jaar bij gecertificeerde tennisscholen trainen. "Daar maken we al een selectie van vijftig kinderen die we structureel een keer per week of kwartaal naar het Nationaal Tennis Centrum in Amstelveen (NTC) laten komen."
Vanaf 14 jaar wordt in groep 3 ‘maatwerk’ het devies. "Wij hebben gezegd: we moeten af van dat we een trainingsprogramma hebben voor iedereen, we moeten een opleidingsprogramma zijn. Dat betekent niet dat alles bij ons gedaan moet worden, er zijn meerdere routes. Wij zijn er als KNLTB om de rugzak van die spelers zoveel mogelijk te vullen en de coaches daarop te ondersteunen.” Met speciale themadagen met experts zorgt de bond bijvoorbeeld voor extra bagage rond thema’s als slaap, ademhaling en doelen stellen. "Vanuit die groep hopen we dat vijf tot tien spelers doorstromen naar groep 4: de Challenger en Future-spelers", vervolgt Sporrel. Uiteindelijk is de vijfde trede, het puntje van de piramide, het grote doel: het selecte groepje van WTA/ATP spelers.
De tennisbanen van het Nationaal Tennis Centrum in Amstelveen.
Door die hele route heen is het NTC in Amstelveen een centraal punt. Sporrel ziet dat ook steeds meer topspelers naar dit ‘Papendal van het tennis’ toe trekken. Dat is ook wel eens anders geweest, weet hij. Op het NTC kan de KNLTB de tennissers een basis bieden met een volledig trainingsprogramma en ondersteuning van fysieke trainers, een fysio, een sportarts en de afdeling toptennis op het naastgelegen bondsbureau. "Het NTC is een blessing in disguise, daarmee faciliteer je het complete programma en je doelstellingen", zegt Hendriks.
"Spelers maken elkaar ook beter", zegt Sporrel over het belangrijkste effect van het NTC. Dat heeft hij zeker gezien bij Tallon Griekspoor en Botic van de Zandschulp. "Die jongens trokken al met elkaar op. Toen Botic een enorme klapper op de ranglijst maakte, dacht Tallon: waarom lukt het mij niet? Vervolgens valt bij hem ook alles op zijn plek en stoomt hij ook naar boven." Die prestaties werken volgens Sporrel inspirerend op de jongere spelers die samen in Amstelveen trainen. "Iedereen wil erbij horen als je die ambitie hebt. Dan scheelt het enorm als je voorbeelden hebt waar je mee traint. Dan ga je voelen: als hij het kan dan moet het mij ook lukken. Dat is een sneeuwbal die je gaat krijgen."
Dat inspireren op en rond de tennisbaan probeert Sporrel ook extra te stimuleren bij de spelers. "We hebben een afspraak met iedereen: je mag er alles uit halen bij ons op het NTC, maar je moet ook iets terug stoppen in ons programma. Het gaat ons erom hoe ze omgaan met andere spelers: maak eens praatje met een jeugdspeler of speel een partijtje. Daar zijn we met onze staf druk mee bezig om dat terug te laten keren."
Sporrel heeft in zijn huidige rol veel meegenomen uit zijn vorige functie als bondscoach van het rolstoeltennis. "Ik heb het geluk gehad dat de rolstoeltennissers altijd geïntegreerd zijn geweest in het Nederlandse toptennis. Ik merk nu bij veel andere landen dat het losse identiteiten zijn die het zelf moeten oplossen." Als bondscoach probeerde hij de samenwerking met spelers en trainers te bevorderen. Nu ziet hij bijvoorbeeld paralympisch kampioene en veelwinnares Diede de Groot ook in Amstelveen op de baan trainen. Uit de aanpak van het rolstoeltennis heeft de manager toptennis meerdere elementen gekopieerd en daar oogst hij positieve reacties op van zowel spelers als trainers. "Spelers vinden het fijn zoals het nu gaat en de privécoaches zijn ook blij dat ze mee de baan op kunnen om te zien wat er gebeurt. Een betere samenwerking kan ik mij niet voorstellen. Dat zijn toch dingen die ik geleerd heb bij de rollers."
Botic van de Zandschulp.
De KNLTB heeft in haar toptennisbeleid als ambitie geformuleerd om structureel vier spelers bij de mannen en vrouwen in de top 100 van de wereldranglijst te hebben. Als Sporrel naar de bovenkant van de piramide kijkt met de ontwikkeling van Griekspoor en Van de Zandschulp dan durft hij hoger in te zetten. "Heel eerlijk: als ik die jongens zie winnen van goede gasten dan denk ik: ik heb liever dat zij in de top 30-40 komen dan dat we vier spelers in de top 100 hebben." Hij benadrukt dat vooral de instroom in de groepen 2 en 3 van onderaf de komende jaren van groot belang zijn. "Dan hebben een mooie opbouw waar we jarenlang plezier van kunnen hebben. Dan hoeven we ze niet eens in ons programma te hebben maar we willen ze wel dichtbij houden."
Sporrel ziet genoeg tennistalent in Nederland om die piramide te onderhouden. Het is daarom volgens hem vooral zaak dat talent bij elkaar te brengen. "Daardoor kunnen we het talent tot uiting laten komen. Het zaadje is gepland en dat moet nu nog meer gaan groeien." Hendriks tot slot: "Dat moet ooit leiden tot een volgende Nederlandse grandslamtitel. Dat is de droom voor de komende tien tot vijftien jaar."
Foto's: KNLTB