Sportakkoord II: concrete afspraken voor sterkere sportsector in de maak

Na motie in de Tweede Kamer moet minister Conny Helder ook aan de slag met Sportwet(geving)

Ruim vier jaar na de ondertekening van het Nationaal Sportakkoord is afgelopen woensdag een tweede Sportakkoord ondertekend. Of eigenlijk het begin aan een vervolg, want met het Hoofdlijnen Sportakkoord II zijn de kaders en ambities geschetst om de komende periode concrete afspraken te maken voor een sterkere sportsector. Het akkoord werd ondertekend bij voetbalclub HVV Laakkwartier in Den Haag door minister Conny Helder van VWS, NOC*NSF, de Vereniging Sport en Gemeente (VSG), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en nieuw bij dit akkoord: het Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS).

De keuze om het hoofdlijnenakkoord bij HVV Laakkwartier te ondertekenen was niet zomaar. Deze Haagse club wordt als een schoolvoorbeeld van lokale samenwerking gezien, een thema wat ook in het nieuwe sportakkoord centraal komt te staan. De kantine van HVV Laakkwartier is bijvoorbeeld ook buurthuis en de club biedt kansen aan mensen met afstand tot de arbeidsmarkt.

Anneke van Zanen-Nieberg zette als voorzitter van NOC*NSF haar handtekening onder het akkoord. "Verenigingen als deze zijn de plekken waar lokale samenwerking op een mooie manier zichtbaar wordt en waar je dan ook de resultaten ziet. Het plezier in sport gaat dan uitstekend samen met positieve invloed op een veel breder terrein. NOC*NSF bouwt graag verder mee aan concrete uitwerking van het Sportakkoord II. En dat kan alleen maar samen met lokale bestuurders en partners in de sport."

Drie ambities

In het Hoofdlijnen Sportakkoord II met als titel ‘Sport versterkt’ zijn drie ambities geformuleerd als basis voor wat minister Conny Helder in een brief aan de Tweede Kamer “herijking van de lokale sportakkoorden en voor het maken van concrete afspraken met de sector” noemt. Als eerste gaat het daarbij om het 'verstevigen van het fundament van de sport' waarbij het concreet gaat om het investeren in sterke sportaanbieders en een veilig sportklimaat voor iedereen. De tweede ambitie is gericht op het vergroten van het bereik van sport, waarmee wordt bedoeld dat meer mensen zich aangesproken en uitgenodigd voelen te gaan sporten en sport te beleven. Met de derde ambitie wordt duidelijk dat het hier echt om hoofdlijnen gaat, want die is nog breder: 'meer betekenis geven aan sport'. Daarmee wordt gedoeld op het vergroten van de maatschappelijke waarde voor sport.

Met tien afspraken gaat het akkoord al dieper in op die ambities. Daarbij valt onder andere op dat een lokaal kernteam en een 'coördinator sport en preventie' verplicht worden om lokaal uitvoeringsbudget aan te vragen. Verder wordt ingezet op één loket voor clubondersteuning, waarbij de adviseur lokale sport in iedere gemeente een spilfunctie krijgt. Ook zijn afspraken gemaakt over het aantoonbaar veiliger maken van de sport, het samenbrengen van top- en breedtesport en het etaleren van hotspots: 30 gemeenten en 100 plekken waar de ambities van het Sportakkoord II worden waargemaakt.

Sportwet(geving)

In de kamerbrief stelt minister Helder dat met deze kaders wordt gekeken welke opgaven en afspraken in het brede akkoord kunnen worden opgenomen en welke niet. Daar voegt zij nog iets interessants aan toe: "Als afspraken niet in het brede akkoord vast te leggen zijn, maar wel noodzakelijk zijn om de ambities te bereiken, is het nodig ander instrumentarium in te zetten, zoals bijvoorbeeld wetgeving. Hierbij is het goed denkbaar dat op bepaalde onderdelen wetgeving in de sport en het Sportakkoord elkaar versterken." Ze wees hierbij ook naar de motie van Michiel van Nispen (SP) en Jeanet van der Laan (D66) die haar bij herhaling hadden gevraagd deze kabinetsperiode nog een Sportwet uit te werken. Hoewel de Tweede Kamer een eerdere motie van het SP-D66 duo over een Sportwet had aangenomen, had Helder deze motie ‘ontraden’. De uitkomsten van een verdiepingsslag vormden voor de minister geen toegevoegde waarde voor een Sportwet.

Olifant in de Tweede Kamer

Omdat de Kamer nu (voor de tweede keer) de wens voor een Sportwet heeft uitgesproken, moet Helder wel aan de slag. In haar antwoord op de motie gaf ze deze week aan voor de zomer de hoofdlijnen voor wetgeving in de sport zal uitwerken. Ze zal daarbij onder andere gebruik maken van de adviezen van de Nederlandse Sportraad. Ondanks het uitzoekwerk dat het adviesorgaan onder leiding van Bernard Wientjes al is gedaan, geeft Helder in haar tijdspad nu aan dat ze na de hoofdlijnen voor wetgeving de juridische en financiële consequenties verder wil uitwerken. Over die tweede stap verwacht zij in de tweede helft van 2023 de Tweede Kamer te kunnen informeren.

In de Kamerbrief over het ‘Hoofdlijnen Sportakkoord II’ en eerder in het wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer op 1 december schemert al door dat Helder een voorkeur heeft voor 'wetgeving op onderdelen'. Daar wil ze met het nieuwe sportakkoord in de hand met de sector naar kijken. Een onderdeel waar ze dat bijvoorbeeld voor zich ziet is op veilige sport, zo gaf zij aan in het WGO Sport. Ze lijkt nu ook liever over de mogelijkheid van ‘wetgeving in de sport’ te spreken, dan een mogelijke sportwet. Die allesomvattende stelselwet wordt zo voor de minister toch een olifant in de Tweede Kamer.

Het volledige 'Hoofdlijnen Sportakkoord II' is te lezen op Rijksoverheid.nl

Lees ook: