Sportcluster Veenendaal bestaat dit jaar vijftien jaar. Binnen dit samenwerkingsverband werken de Nederlandse Toerfiets Unie (NTFU), de Nederlandse Onderwatersport Bond (NOB), de Nederlandse Bowling Federatie (NBF) en de Koninklijke Nederlandse Dambond (KNDB) samen binnen één kantoor in Veenendaal. Uniek aan dit sportcluster is vooral dat deze vier bonden één directeur hebben: Arjan de Vries. "Het is een formule waarvan nog steeds wordt gedacht: hoe kan dat nou?"
Toen vijftien jaar geleden de basis werd gelegd voor wat nu het Sportcluster Veenendaal is, was De Vries directeur van de NOB met het bondsbureau in Utrecht. Samenwerking met andere bonden was niet direct een noodzaak, blikt hij terug op die tijd. “De NOB draaide toen best goed en toch hebben we juist op dat moment gekeken naar hoe we de overhead konden delen met andere vergelijkbare organisaties. Dat kwam ter sprake omdat ik toen een voorzitter had die dat soort samenwerkingen in de medische wereld zag gebeuren.” Toen de NBF, die vlakbij de NOB in Nieuwegein was gevestigd, een nieuwe directeur zocht is De Vries gaan praten om die functie te gaan delen over twee bonden. Een jaar later in 2007 kwam daar in dezelfde constructie de NTFU bij.
In de eerste periode van de samenwerking hadden de drie bonden nog verschillende panden, maar dat veranderde toen in 2010 het cluster vanuit één kantoor in Veenendaal ging opereren. Op dat moment was ook KNDB als vierde bond aangesloten. "Het is nog steeds een uniek format dat meerdere uiteenlopende takken van sport onder één directie vallen", stelt De Vries vast. Het was toen, en nu nog steeds, afwijkend in het Nederlandse sportlandschap. Nadenken over samenwerken raakte toen al in de mode, merkte De Vries. "Maar de eerste reactie was dan: hoe kun je vergelijkbare sporten bij elkaar brengen zoals roeien en kano of kegelen en bowlen." Het succes van het Sportcluster is volgens hem juist dat gekozen is voor totaal uiteenlopende sporten. "Dat is veel minder bedreigend. De zeggenschap over het eigen beleid is bij die vier takken van sport in stand gebleven. Dat maakt volgens mij dat het een langdurig bestaan heeft. Ik ben daar ook trots op."
Die nauwe samenwerking heeft de vier bonden geen windeieren gelegd. Het delen van de directie, personeel, kantoor en investeringen heeft veel kostenbesparingen opgeleverd. Door verdeelsleutels, onder andere ook met goede afspraken bij de Belastingdienst, zorgde De Vries bovendien voor een systeem waarbij de bonden elkaar in stand houden. "We hebben het grote voordeel dat de NTFU in ledenaantallen is gegroeid de afgelopen jaren. De andere bonden zijn gestabiliseerd of gedaald. In dit systeem wordt je aandeel in de overhead groter als je groeit. Dat is ten gunste van de anderen die iets kleiner worden. Dat voordeel heb ik eigenlijk nooit kunnen voorzien."
De sporters van de vier afzonderlijke bonden merken van die samenwerking niet veel. Sterker nog: de bonden hebben samen bewust gekozen om naar buiten toe juist niet het Sportcluster nadrukkelijk als naam te gebruiken. "Als je aan een fietser vraagt hoe de NTFU is georganiseerd zal je waarschijnlijk de naam Sportcluster Veenendaal niet horen. We hebben bewust gekozen om vanuit het merk van de bond zoals dat bekend is bij de sporter te blijven communiceren." Een sporter merkt het voordeel van het cluster vooral in de contributie, want die kan door de samenwerking laag blijven. Daarnaast profiteren leden en verenigingen ook van de kennisuitwisseling op het bondsbureau in Veenendaal. "Heel veel zaken pakken we gezamenlijk op.”
Het Sportcluster Veenendaal staat na vijftien jaar nog altijd als een huis. Toch staat De Vries open voor een kleine uitbouw. "Ik zou nog best een bond erbij willen. Op zich hebben drie van de vier bonden het nu niet makkelijk. Als je de overhead met nog een bond kunt delen dan levert dat winst op. Zeker nu het pand ruim is geworden door het thuiswerken in coronatijd, is het best een moment om een bond toe te voegen." Een vijfde bond kan nog, maar daarna moet het niet groter worden. "Dan heb ik het gevoel dat het voordeel gaat verdwijnen omdat medewerkers elkaar niet meer gaan vinden en dan moet je de samenwerking gaan forceren."
"De zeggenschap over het eigen beleid is bij die vier takken van sport in stand gebleven. Dat maakt dat het een langdurig bestaan heeft"
De Vries is overigens niet actief op zoek naar een andere bond. "Het heeft alleen zin als het om een gezonde organisatie gaat die die het voordeel ziet van het Sportcluster. Dus niet met een eigen directeur." Dat blijft toch bij het cluster de onderscheidende factor, wat na vijftien jaar nog altijd geen navolging heeft gekregen in de Nederlandse sport. "Het is nog niet gekopieerd, maar je ziet wel andersoortige samenwerkingen op Papendorp en in Nieuwegein met verschillende bonden in een pand met aparte directeuren. Maar nog nergens zie je een kopie van het construct van een samenwerking met één directie."
Hij weet ook niet precies hoe dat komt, misschien is het koudwatervrees. De Vries ziet eigenlijk alleen maar voordelen in een samenwerking zoals het Sportcluster. "Je behoudt je eigen identiteit en je verbindt je alleen aan de huur van een pand en een samenwerking. Het enige wat je niet hebt is een eigen directeur. Het is een formule waarvan nog steeds wordt gedacht: hoe kan dat nou? Nee, dat moeten we niet doen. Dan denk ik: kom nu eens luisteren hoe wij het doen."
Dat het alleen zou werken voor kleinere bonden bestrijdt de directeur overigens. Al is het maar dat de NTFU met bijna 80.000 leden niet bepaald een kleine bond is. "Het zou juist goed zijn als twee grote en twee middelgrote bonden bij elkaar zitten. Als je alleen maar zwakke bonden bij elkaar hebt dan werkt het ook niet." Daarin zou volgens hem vanuit NOC*NSF een rol zijn weggelegd om die onderlinge samenwerking meer te bevorderen. "Het vraagt veel overtuigingskracht en metselwerk om besturen te overtuigen dat dit op de lange termijn gunstig is met behoud van eigen identiteit."
Verdere samenwerking wordt volgens De Vries voor sportbonden hoe dan ook noodzakelijk. "Ik denk eigenlijk dat iedere sportbond, groot of klein, om zich heen moet kijken hoe ze in het hele proces van digitalisering en modernisering winst kunnen boeken en dingen samen kunnen doen. Het is ook geen toverwoord. Het is niet zo dat als je alles samen doet dat alles beter wordt. Je kunt wel verbeterslagen maken door goed naar elkaar te kijken en met elkaar te spreken. Als je alleen al elkaars plannen zou bespreken dan kun je daar al veel uithalen."