Tijdens het rondetafelgesprek van de Tweede Kamer over (on)veilige turnsport deden oud-turnsters afgelopen maandag een dringend beroep op Kamerleden om meer toezicht te houden op het onderzoek naar misstanden in het turnen. Maar de vraag is: wat kan de politiek doen in dit complexe dossier? Tweede Kamerlid Antje Diertens (D66), die de zitting samen met Lisa Westerveld (GroenLinks) had geïnitieerd, ziet dat de politiek een indirecte rol heeft. "De winst van zo’n ronde tafelgesprek is volgens mij dat het probleem nog zichtbaarder is geworden en dat daardoor ook hopelijk meer meldingen komen van sporters die eerder niet durfden te praten."
Diertens noemde het rondetafelgesprek (on)veilige sport "een heftige dag". Dat was niet op de laatste plaats omdat ze de turnsport zelf goed kent. Ze deed in haar jeugd zelf aan topturnen en liep tijdens het CIOS stage bij turntrainer Tjalling van den Berg. Mede door die betrokkenheid bij de turnsport voelde ze eerder in 2018 al extra motivatie om naar aanleiding van het rapport van de Commissie De Vries misbruik in de sport te agenderen.
Na de verhalen uit de media over verschillende trainers die emotionele en fysieke grenzen overschreden, kwam Lisa Westerveld (GroenLinks) bij Diertens om samen een ronde tafelgesprek te initiëren. "Dat leek mij goed, want waar ik een unheimisch gevoel van kreeg was de vraag: waarom wordt dit niet uitgezocht? Waarom wordt niet naar deze vrouwen geluisterd? Dat was de drive om deze ronde tafel te organiseren. Wat ik vooral ook heel erg kwalijk vond is het feit dat in het verleden onderzoeksrapporten zoek zijn geraakt. Hoe kan dat?"
"Er was geen adequate opvolging bij hoe je met dit soort problemen omgaat. Ik denk dat je daar als politiek wel breed vragen over mag stellen"
Ondanks dat zij weet dat achter de schermen al veel stappen worden gezet om zaken uit te zoeken en een verandering in te zetten, vond Diertens een open gesprek in de Tweede Kamer de moeite waard. "Je hebt twee kanten: er is een andere weg ingezet, maar je wil ook recht doen aan de turnsters die nog altijd last hebben van nare ervaringen." Ze merkt daarbij op dat een verschil gemaakt moet worden tussen verenigingsgymnastiek en het selectieturnen. "Uit eigen ervaring weet ik dat topturnen een andere cultuur heeft dan de breedtesport. Ik zou het jammer vinden als dit soort verhalen gaan afstralen op elke gymnastiekvereniging in elk dorp."
Diertens vond het vooral belangrijk dat turnsters die aangeven binnen de eigen organisatie van de sport niet te zijn gehoord, nu hun verhaal konden doen. "Er moet erkenning komen voor die gevoelens en de ervaringen die de turnsters hebben gehad. Ik vind het ook heel erg dapper dat je daarmee naar buiten komt en zegt: ik wil dit op de agenda hebben bij iedereen die ermee te maken heeft." Naar aanleiding van de gesprekken met turnsters uit het verleden en heden denkt Diertens nu dat het tijd wordt voor vervolgstappen voor NOC*NSF en KNGU. "Mij bekruipt het gevoel: jullie luisteren wel, het is wel gemeld, maar er was geen adequate opvolging bij hoe je met dit soort problemen omgaat. Ik denk dat je daar als politiek wel breed vragen over mag stellen."
Dat wil volgens haar niet zeggen dat de Tweede Kamer in de toekomst continu op de uitvoering moet gaan zitten. "Wij subsidiëren de sport via het ministerie van VWS, maar het is natuurlijk wel zo dat de sport de eigen problemen moet oplossen en daar de richting ook voor moet aangeven. Bij misstanden heeft de kamer natuurlijk wel een rol om dat te signaleren."
In dat zelfreinigende vermogen van de sport schuilt wellicht het grootste probleem, want de sport heeft dit jaren sluimerende probleem duidelijk niet zelf op kunnen lossen. Diertens ziet evengoed dat stappen in goede richting worden gezet om dat tij te keren. Zij vindt het bijvoorbeeld goed dat de sport een eigen instituut als het Centrum voor Veilige Sport heeft. Tegelijkertijd vroeg zij maandag aan Maurits Hendriks (technisch directeur NOC*NSF) of het een goede keuze is om dat centrum aan NOC*NSF te koppelen. Het voelt voor haar namelijk niet goed om een sporter een verhaal te laten doen bij dezelfde organisatie die hem of haar wellicht in de steek well heeft gelaten. Hendriks antwoordde op die vraag dat het centrum dat vorig jaar is gestart nu vooral informatie over de situatie geeft. Wat hem betreft hoeft dat instituut niet blijvend aan de sportkoepel verbonden te blijven. Als het melden van misstanden kan verbeteren door het centrum apart te zetten, dan houdt NOC*NSF dat niet tegen, zo gaf Hendriks aan.
Mede door dat genoemde verbeterpunt en de uitgesproken erkenning van Hendriks dat in het verleden fouten zijn gemaakt, vond Diertens dat het gesprek was geslaagd in de missie alle pijnpunten op tafel te leggen. Maar wat haar betreft blijft het niet bij gesprekken en rapporten, er moet ook echt wat gebeuren. Daar zal zij sportminister Tamara van Ark ook op wijzen. "Met het wetgevingsoverleg kunnen we hier nog eens extra aandacht voor vragen bij de minister. Wat gaat ze hieraan doen? Zij kan ook een steuntje in de rug geven, zeker ook als het onderzoek van Marjan Olfers naar de turncultuur volgend jaar is afgerond. We zetten zo een traject in waardoor iedereen wakker blijft op dit thema."