In november van vorig jaar werd een nieuwe Wereld Anti-Doping Code aangenomen die op 1 januari 2021 in werking zal treden. Afgelopen week kwamen bijna 200 vertegenwoordigers uit 42 landen van antidopingorganisaties en internationale federaties naar het Limburgse Vaals om tijdens het ICIC2020 congres verder te praten over de praktische invulling van die nieuwe code. Vooral de toegevoegde standaard voor educatie over antidopingbeleid bleek daarbij een belangrijk onderdeel.
De nieuwe code die volgend jaar in gebruik wordt genomen is de vierde Wereld Anti-Doping Code van wereldantidopingagentschap WADA. Sinds de eerste code in 2003 in werking trad zijn de regels steeds geëvolueerd en aangepast aan de tijdgeest. Terwijl het bij de eerste afspraken vooral ging om het gelijktrekken van antidopingregels in landen en sporten, stonden latere codes in het teken van proportioneel straffen en het verjagen van dopinggebruik uit de sport. In de nieuwste code spelen, onder meer als gevolg van de RUSADA-affaire, thema’s als privacy en klokkenluiders een grote rol. Daarnaast is die nieuwe code uitgebreid met een standaard voor educatie. Het WADA heeft dit zelfs aangemerkt als een belangrijke strategie in het voorkomen van dopinggebruik.
Tony Cunningham, senior education manager bij het WADA, benadrukte in Vaals het belang van goede voorlichting. "Iedereen zal het er over eens zijn dat het contact met een controleur bij het inleveren van een potje urine voor een dopingtest niet de eerste kennismaking van een atleet moet zijn met de antidopingcode." In een ideale wereld zou een atleet al op jonge leeftijd moeten leren over de waarden in de sport. "Onlangs startten wij een programma voor scholen gericht op waarden in de sport. We hebben het dan bewust niet over antidopingregels, maar juist over integriteit en fair play. Zo leren sporters in een later stadium de verleiding van doping te weerstaan."
Als atleten op het niveau komen dat ze getest worden, is het belangrijk dat ze op de hoogte zijn van de regels en de mogelijke consequenties ten aanzien van dopinggebruik. Momenteel is educatie over antidopingregels volgens Cunningham dus eigenlijk in een omgekeerde piramide gegoten, waarbij alleen de groep topsporters volledig op de hoogte is van antidopingregels. Juist het identificeren en bereiken van de grote groep sporters aan de bovenkant van die piramide die nog niet wordt gecontroleerd, zal met name voor kleinere dopingautoriteiten nog een uitdaging worden.
"We hebben het op scholen bewust niet over antidopingregels, maar juist over integriteit en fair play"
Cunningham geeft daarom aan dat het educatieprogramma in verhouding tot de middelen van de nationale antidopingorganisatie moet staan. "De internationale standaard voor educatie in de nieuwe code stelt als minimum dat atleten in een geregistreerde anti-dopingtestpool worden voorgelicht over de regels en consequenties rond dopinggebruik. Daarnaast schrijft de standaard voor dat antidopingorganisaties de bredere groep sporters aanspreekt in de voorlichting en dat het personeel van de dopingautoriteiten daarbij wordt ondersteund in samenwerking met andere partners."
Chiel Warners, lid van de WADA-atletencommissie, noemt de aandacht voor educatie in de nieuwe Anti-Doping Code een goede stap. "Het is nog een tweede of de plannen ook worden uitgevoerd en of er sancties gaan gelden. Je kunt regels opschrijven, maar het gaat om het naleven." Tijdens ICIC2020 leidde Warners een sessie over atletenvertegenwoordiging in antidopingbeleid. Op dat vlak ziet hij in de nieuwe code positieve ontwikkelingen nu een atleet in het 'code drafting team' zat. "In mijn ogen is het gevoel van atleten nu beter vertegenwoordigd. Dat is terug te zien in een aantal regels. Nu is het bijvoorbeeld zo dat wanneer je niet bewust prestatiebevorderende middelen hebt gebruikt jouw straf lichter kan worden en aan de andere kant dat er zwaardere straffen zijn bij een tweede dopingvergrijp. Voor ons is vooral het feit dat een atleet aan tafel heeft gezeten een belangrijke stap voorwaarts die breder gaat dan alleen die nieuwe regels."
"In mijn ogen is het gevoel van atleten nu beter vertegenwoordigd"
Ook op het gebied van voorlichting vindt hij dat stappen in de goede richting zijn gezet. In de communicatie naar atleten kan nog veel worden verbeterd, want veel sporters zien de antidopingautoriteiten nog vooral als een soort politiemacht die 'erop uit zijn hen te pakken'. "Het is net hoe je het neerzet. In Nederland hebben we het goed voor elkaar en heeft de Dopingautoriteit de draai van 'we willen atleten pakken' naar 'zorgen dat jij in een schoon speelveld kan sporten' al gemaakt. In dat laatste geval sta je achter de atleten in plaats van dat je komt controleren of ze wel schoon en zuiver zijn. Het kan altijd beter, maar daar is de continue dialoog voor die ook goed is ingeregeld tussen atleten en de Dopingautoriteit."
Warners beseft dat Nederlandse atleten geluk hebben met die open houding van de Dopingautoriteit richting atleten. "Nederland is daar internationaal gezien wel een uitzondering in." Volgens Warners past dat ook bij de Nederlandse directheid, die overigens wereldwijd zeker niet gemeengoed is. Zeker als het gaat om atletenvertegenwoordiging in het antidopingbeleid kan dat een probleem opleveren. "Je kunt je afvragen of het wel fair is dat wij onze maatstaf daarvoor gebruiken. Het zijn toch West-Europa en Noord-Amerika die de norm stellen voor de rest van de wereld. We moeten dus wel rekening houden met het feit dat het mondiger maken van atleten niet in alle landen even gemakkelijk te implementeren zal zijn."
Uiteindelijk is het voor het bestrijden van het dopingprobleem van belang om naar atleten te luisteren, zegt Warners. En juist ook naar de dopinggebruikers. "Je zal ook vanuit die atleten moeten weten wat de reden is dat ze die stap hebben gezet. Als je dat weet, dan kun je aan het probleem gaan werken. Anders houd je je alleen bezig met symptoombestrijding."