Op het gebied van de begeleiding en ontwikkeling van jonge sporters wordt veel wetenschappelijk onderzoek gedaan. De motorische ontwikkeling van kinderen, vroeg of laat specialiseren, talentonwikkeling en het geboortemaandeffect zijn onderwerpen waar sportonderzoekers zich al langer over buigen. Dat ook trainer/coaches deze ontwikkelingen voor jeugdsporters op de voet volgen, bleek dinsdag eens te meer bij het Jaarcongres Wetenschap voor de Sportpraktijk van NLcoach en Topsport Topics. Ruim honderd trainer/coaches en andere sport/zorgprofessionals gingen naar huis met nieuwe toepasbare kennis en de bevestiging dat zij een cruciale rol spelen bij de ontwikkeling van jonge sporters.
Het Jaarcongres Wetenschap voor de Sportpraktijk werd voor de derde keer op rij georganiseerd door NLcoach, belangenbehartiger van trainer/coaches, met ondersteuning van het platform Topsport Topics. Deze editie stond geheel in het teken van nieuwe wetenschappelijke inzichten rond de ontwikkeling van jonge sporters, waar veel trainers mee te maken hebben.
Geert Savelsbergh was als specialist op het gebied van motorische ontwikkeling de aangewezen persoon het congres in Woerden af te trappen. Hij is hoogleraar Sport en Jeugd aan de Vrije Universiteit Amsterdam en grondlegger van het Athletic Skills Model, wat hij samen met René Wormhoudt ontwikkelde. Dat model gaat uit van een aantal beweegvaardigheden als basis voor een brede motorische ontwikkeling. Dat idee staat haaks op de gedachte dat talentvolle sporters zich vroeg zouden moeten specialiseren in een sport om de top te bereiken.
Volgens Savelsbergh schuilt in dat vroeg specialiseren een groot probleem. “Door vroege specialisatie wordt eigenlijke een stap overgeslagen in de ontwikkeling van fundamentele vaardigheden, zoals een koprol. Dat is iets wat kinderen tussen hun vijfde en achtste onder de knie moeten hebben. Daar gaat de topsport last van krijgen, want door de mindere brede motorische vaardigheden wordt de doorstroom naar de top ook minder. We bewegen te weinig en te eenzijdig.” Savelsbergh benadrukte dat een brede motorische ontwikkeling ook belangrijk is als blessurepreventie. Wat hem betreft moet vroeg specialiseren worden vervangen voor vroege betrokkenheid bij sport. “Coaches moeten sporters zo breed mogelijk ontwikkelen, dan zie je vanzelf hoe iemand groeit en dan gaat de selectie vanzelf.”
Johan Koekdijker, specialist Vaardig in Bewegen bij het Kenniscentrum Sport & Bewegen, ging aan de hand van wetenschappelijk onderzoek op zoek naar de vraag wat dan de ideale leeftijd is om te specialiseren. Daar is vanuit de wetenschap nog geen eenduidig antwoord op. Sport breed bestaan nog geen indicatoren die systematisch talent kunnen voorspellen, lichtte Koedijker toe. En uit recent Nederlands onderzoek kwam naar voren dat voetbalscouts onder de 12 jaar toekomstige profvoetballers nog niet kunnen herkennen.
Dankzij een groot internationaal onderzoek onder topsporters die het eliteniveau al hebben bereikt valt nu achteraf al iets meer te zeggen over succesfactoren voor talent. Bij dat onderzoek viel op dat sporters die op junioren kampioenschappen scoren, vroeg zijn gespecialiseerd in hun sport. Sporters die juist later bij de senioren presteren worden gekenmerkt door een relatief late start in hun hoofdsport en een gestage progressie. Dat geeft maar aan dat talent zeker niet al te jong moet worden afgeschreven. Dat bewustzijn groeit al, volgens Koedijker. Zo zijn al steeds meer BVO’s in Nederland het scouten van talent aan het verschuiven naar de leeftijd van 12 jaar.
Bij talentherkenning komt één thema al decennia terug in discussies: het geboortemaandeffect. Frederike Zwenk, hoofd Onderzoek bij de KNVB, gaf aan dat dit dilemma nog altijd op alle niveaus speelt: van Oranje tot aan de eerste jeugdselectie op amateurniveau geldt dat de kans op selectie groter is als je in de eerste maanden van het jaar bent geboren. Dit geboortemaandeffect heeft als negatief gevolg dat kinderen mogelijk het plezier in sport verliezen doordat ze niet bij de selectie horen. Daardoor kunnen ze al vroeg uitstromen. Een ander risico is dat mogelijk talent wordt gemist.
De KNVB besloot daarom dat het tijd is met oplossingen voor deze aloude kwestie te komen. De voetbalbond deed daarom een oproep voor ideeën, wat 134 unieke inzendingen opleverde. Deze zijn voorgelegd aan vijftien internationale experts op het gebied van talentontwikkeling, die de ideeën vervolgens hebben getoetst op effect en haalbaarheid. De oplossingen werden verdeeld in categorieën gericht op de coach, regelgeving en competitiestructuur. Voor de aanwezige coaches had Zwenk al een belangrijk advies waar ze dezelfde avond nog op het veld nog mee aan de slag kunnen. Coaches kunnen namelijk ook bewust omgaan met de relatieve leeftijdsverschillen in een groep door met hesjes te gaan werken of door op latere leeftijd te gaan selecteren.
Tim Koning, sportpsycholoog en auteur van het boek 'De Talentformule', richtte zich op het belang van de mentale ontwikkeling van jonge sporters. Dat deed hij tegen de achtergrond dat in de huidige samenleving steeds meer nadruk op presteren is komen te liggen. Dat die prestatiedruk ook een keerzijde heeft, is door de excessen in de topsport die aan het licht zijn gekomen geen nieuws meer, wat Koning betreft. Ook het signaal dat uitgaat van de verhalen van topsporters die het plezier in de sport zijn verloren, denk aan de onlangs gestopte wielrenner Tom Dumoulin, moet volgens hem serieus worden genomen. Hij vindt daarom dat in de sport de liefde voor leren en het plezier meer benadrukt mogen worden. Een coach heeft in zijn ogen een belangrijke rol om dat lerend vermogen bij jonge sporters te stimuleren. "Gebruik plezier als thermometer voor groei en presteren", was zijn advies. "Dat helpt sporters langer verbonden houden aan de sport en vooral dat ze langer blijven sporten en bewegen."
Aan het einde van het compacte congres stond Aylin Post, embedded scientist van de KNZB, stil bij hoe je nieuwe kennis als trainer/coach kunt toepassen in de praktijk. Zelf had ze namelijk ook ervaren dat na een interessant congres nieuwe inzichten weer in een lade verdwenen in haar dagelijks werk van het ondersteunen van de zwemcoaches en zwemmers. "Je moet niet alleen in je programma werken, maar ook áán je programma." Dat geldt zeker niet alleen voor topsportprogramma’s, juist ook op amateurniveau waar ook met een planning naar wedstrijden worden gewerkt is het volgens haar nuttig stil te staan. "We doen de sport tekort als we dat niet doen. Dus aan de slag!", was de opdracht waarmee ze de coaches mee naar huis stuurde.
Meer lezen over dit onderwerp?
Ga naar NLcoach.nl of Topsporttopics.nl