April is de maand van de filosofie. De ruimte van de culturele agenda’s in Nederland en Vlaanderen worden dan gevuld met evenementen als filosofische lezingen, diners en kroegentochten. Opmerkelijk is dat tussen alle namen van sprekers – voornamelijk Nederlandse en Vlaamse filosofen – een voetbalnaam opduikt: Francesco Farioli. Op 25 april is de Ajax-trainer tijdens de Amsterdamse Nacht van de Filosofie te gast om te praten over de filosofie van het voetbal. Sportfilosoof Aldo Houterman duikt in zijn visie op het spel en het leven.
Wie aan de filosofie van het voetbal denkt, denkt meestal direct aan de mythische spreuken van Johan Cruijff. Cruijff bleef twee keer zitten op de ulo die hij nooit afmaakte, maar had een vernieuwende visie op voetbal die nog steeds door hedendaagse succescoaches wordt omarmd, zoals Pep Guardiola, Hansi Flick en Peter Bosz. Bij Farioli ligt dit anders: hij had geen groot voetbaltalent, maar studeerde filosofie aan de Universiteit van Florence en schreef een scriptie over de schoonheid van het voetbal en de rol van de keeper. Daarna behaalde hij het diploma ‘amateur- en keeperstrainer’ voor de Italiaanse voetbalbond met een visiedocument[i] over keeperstraining dat bol staat van filosofische stellingnames.
Hiermee is Farioli een vreemde eend in de bijt in de wereld van ‘geen woorden, maar daden’ - zijn aanstelling bij Ajax is vanaf het begin met scepsis aanschouwd door het Nederlandse sportjournaille. Tot grote verbijstering van een aantal sportverslaggevers zou Farioli tijdens persconferenties vragen terug aan hen stellen. In een bekend voetbalpraatprogramma sprak men, jawel, van een ‘babbelzieke Italiaan’ die niets van het echte Ajax-voetbal zou weten. Nu hij toch wel redelijk eenvoudig lijkt af te stomen op het kampioenschap, is deze wind gedraaid. Voorzichtig roemt men hem vanwege zijn realisme in het spel en zijn vermogen om de hele selectie bij een gemeenschappelijk doel te betrekken door nederig te blijven. Begint zich hier iets van een filosofie af te tekenen?
In zijn visiedocument over de keeper schrijft Farioli dat de overeenkomst tussen voetbal en het menselijk bestaan ligt in het spelen: "Door het spel bereikt het kind zijn fundamentele openheid voor de wereld, omdat het spel verder gaat dan het dagelijks leven." Hiermee verwees Farioli tien jaar geleden al naar de Nederlandse historicus Johan Huizinga, die in Homo Ludens (1938) betoogt dat iedere cultuur en samenleving begint met spel. De intensiteit van een baby die "kraait van plezier", een speler die "zich in zijn hartstocht verliest" en een wedstrijd die "een duizendkoppige menigte opwindt tot razernij" laten zien dat menselijk gedrag niet een wetmatige respons is op een al bestaande wereld, maar eerder open is en zelf een wereld poneert (Huizinga, 15).
"Farioli probeert in het datagedreven, vercommercialiseerde en spektakelgerichte moderne voetbal het spel terug te vinden"
Doordat Farioli het spel-element van de mens benadrukt, heeft hij ook een specifieke blik op voetbal. Zo schrijft hij dat “het voetbal zonder twijfel een sport van situaties [is], die bestaat uit een reeks oneindig veel situationele combinaties die steeds van elkaar verschillen.” Het begrip situatie plukt Farioli weer bij de existentialist Jean-Paul Sartre vandaan, die in zijn hoofdwerk L’être et le néant (1943) menselijke vrijheid koppelt aan de zaken die nu eenmaal gegeven zijn, zoals “mijn plaats, mijn lichaam, mijn verleden, mijn positie” (Sartre, 611). Farioli ziet het als de belangrijkste taak van de (keepers)trainer om de situaties van het voetbal in Sartriaanse zin te vertalen tot mogelijkheden voor vrijheid en verantwoordelijkheid. “Niet langer moet de trainer worden gezien als een opslagplaats van antwoorden, maar eerder als een verzamelplaats van vragen en voorstellen.” Hiermee komt Farioli naast Huizinga ook heel dicht bij de Hollandse School, een speelstijl die gebaseerd is op de wetten van de zelforganisatie en feedbackloops – zou zijn keuze voor Ajax hierop gebaseerd zijn?
Er valt nog veel meer over te zeggen, maar wat opvalt aan Farioli’s schrijven is dat hij voor een filosoof een duidelijke en zelfverzekerde kijk op voetbal heeft. Farioli probeert in het datagedreven, vercommercialiseerde en spektakelgerichte moderne voetbal het spel terug te vinden. De ‘gegevenheden’ van de transfermarkt, matchfixing en reclame dagen ons volgens Farioli uit om het voetbal opnieuw uit te vinden. En het spel is niet alleen voetbal, het spel is onze manier van leven - "het morele voortbestaan en de burgerlijke ethiek", schrijft Farioli in navolging van Huizinga. Best een interessante gast voor de Maand van de Filosofie, deze babbelende Italiaan.
Foto: Kivnl/ Shutterstock.com
Literatuur
Francesco Farioli (2016), Un “calcio” per la rinascita: l’estetica del gioco e il ruolo del portiere, in: Sport and Anatomy II:57-61, zie: https://www.sportknowhowxl.nl/files/2024/12509.pdf
Johan Huizinga (2010), Homo Ludens: Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur, Amsterdam University Press.
Jean-Paul Sartre (2003), Het zijn en het niet, vert. Erven Frans de Haan, Rotterdam: Lemniscaat.
Noten:
[I] Website Maand van de Filosofie
[II] Website Nacht van de Filosofie
[III] Dank aan Jeroen Hopster die me dit stuurde
Aldo Houterman schreef ‘Wij zijn ons lichaam: wat sport en beweging ons vertellen over menselijk gedrag’ (Amsterdam: Ambo|Anthos). Op dit moment rondt hij zijn proefschrift af over Michel Serres en Sport aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.