Naar aanleiding van een motie tijdens het sportdebat van 1 december 2022 en met in het vooruitzicht de evaluatie in de Tweede Kamer, dit voorjaar over de Buurtsportcoach subsidieregeling, buigt Jan Raateland zich over de toekomst van de buurtsportcoachregeling.
"Buurtsportcoaches kunnen effectiever opereren als zij vanuit de sportvereniging de wijken met bewegingsarmoede ingaan, contact met scholen onderhouden en de eigen sportvereniging kwalitatief versterken."
Dit is de strekking van de Motie van de leden Rudmer Heerema (VVD) en Jeanet van der Laan (D66) die tijdens het sportdebat van 1 december 2022 werd ingediend. Daarmee namen zij een voorschot op de behandeling van de evaluatie van de buurtsportcoachregeling door de Tweede Kamer, in het voorjaar van 2023. In de motie wordt verwezen naar die evaluatie waarbij de indieners stellen dat nieuwe kaders gewenst zijn voor de inzet van buurtsportcoaches. De motie kreeg de instemming van 18 van de 20 fracties van de Tweede Kamer: 128 van de 150 stemmen.
De opdracht aan de Minister van sport is dus helder. Tegelijkertijd biedt de motie een laatste kans voor de Brede Regeling Combinatiefunctionaris, zoals deze in 2008 met veel ambitie werd gestart. In het Eindrapport Evaluatie BRC Regioplan, van november 2021, wordt geconstateerd dat "gerichte metingen naar de impact van de regeling ontbreken op landelijk niveau en meestal ook op gemeentelijk niveau". Zowel de minister als de Tweede Kamer staan voor het dilemma: stoppen of doorgaan met deze subsidieregeling voor sport en bewegen die gedurende een looptijd van 15 jaar nauwelijks impact heeft gehad tot meer bewegende Nederlanders.
In de periode 2014 – 2021 is de wekelijkse sport- en beweegdeelname met 2% gestegen van 51% naar 53% (bron RIVM). In het evaluatierapport valt hierover het volgende te lezen: "…maar deze landelijke cijfers laten geen direct herleidbaar effect zien van de Brede Regeling Combinatiefunctie (BRC), mede door het ontbreken van voldoende verantwoording", (pag. 23). Afgezet tegen een jaarlijkse subsidie van 170 miljoen euro, spreekt het voor zich dat de Tweede Kamer stelt dat "er nieuwe kaders gewenst zijn."
Vanaf 2008 heb ik de ontwikkelingen rondom de BRC gevolgd. Aanvankelijk als bestuurslid van een turnvereniging en in een periode van 8 jaar als clubleidinggevende van zes buurtsportcoaches; de afgelopen jaren als kritisch volger. Vanuit die ervaring en opgedane kennis adviseerde ik ongevraagd in juni 2017 al de Haagse stichting die het werkgeverschap over de Haagse buurtsportcoaches voerde. Dat advies kwam inhoudelijk dichtbij de Tweede Kamer motie van 1 december jl.. Ik zie mooie kansen voor een transitie van de ruim 3.300 fte’s voor buurtsportcoaches naar de sportverenigingen, die tevens kan bijdragen aan heel veel meer sportende Nederlanders.
Vijf ministers en twee staatssecretarissen van Onderwijs tot Sociale Zaken en Binnenlandse zaken tot Zorg en Sport hebben zich in een brief aan de Tweede Kamer Vitaal in beweging (mei 2021), verklaard integraal te gaan samenwerken. Zij willen de ambitieuze doelstelling uit het Preventieakkoord van 2018, dat minimaal 75 procent van de Nederlanders in 2040 voldoet aan de beweegrichtlijnen, halen.
Een van de belangrijkste redenen waarom dit (preventie-) doel is gesteld, zijn de steeds maar toenemende zorgkosten: Naar schatting 174 miljard in 2040, een verdubbeling ten opzichte van 2015. “De zorg in Nederland wordt onbetaalbaar.”
Een nieuw kader voor de inzet van buurtsportcoaches vanuit sportverenigingen, zoals in de aangehaalde motie beschreven, biedt op verschillende gebieden kansen op een aanzienlijke toename van de sport- en beweegdeelname. Dat nieuwe kader sluit ook aan bij de adviezen van de NLsportraad voor professionalisering en een betere arbeidsmarkt.
De buurtsportcoach wordt clubkadercoach of trainer/opleider bij de sportvereniging. Naast een kwaliteitsimpuls via opleiding en begeleiding, is deze functionaris ook actief bij de uitvoering van het opleidingsplan van de sportvereniging dat als doel heeft jaarlijks een x-aantal assistenten en trainers (intern) te werven en op te leiden. Daarmee komen er meer assistenten en trainers beschikbaar: instroom van onderaf. De trainers komen in aanmerking voor een volwaardige en fulltimebaan met een aan de CAO Sport gerelateerd salaris. Dat laatste is een logisch gevolg van een nieuwe organisatie voor de sport, waarbij de georganiseerde sport wordt aangemerkt als een publieke voorziening en onderdeel is van een nieuw sportstelsel.
De groei van het aantal opgeleide assistenten en trainers bij sportverenigingen, maakt het de sportverenigingen mogelijk hun aanbod te vergroten voor nieuwe doelgroepen en in andere wijken in de stad nieuw aanbod te organiseren. Een jaarlijkse toename van gemiddeld 70 nieuwe leden bij 3.000 sportverenigingen komt in 2040 uit op een groei van 3,4 miljoen nieuwe sporters, waarmee de ambitieuze doelstelling vanuit het Preventieakkoord van 75% sport- beweegdeelname, bereikbaar wordt.
Jan Raateland zet zich al meer dan tien jaar op allerlei manieren in voor de versterking van sportverenigingen in Nederland. Hij is een van de initiatiefnemers van stichting ONS, een stichting die mensen en sportverenigingen verbindt. www.stichtingons.nl
Lees meer over Jan Raateland in zijn auteursbiografie en op zijn website: De Sportverenigingen.nl