Het ziet er naar uit dat de sportverenigingen in Nederland met vertrouwen hun toekomst tegemoet kunnen zien. Dat stelt Jan Raateland, die zich al meer dan tien jaar inzet voor het versterken van sportverenigingen, aan de hand van het door de Nederlandse Sportraad (NLsportraad) uitgebrachte advies over de toekomst van de sport. "Verenigingen worden in dit advies namelijk aangemerkt als een volwaardig onderdeel van een nieuw te vormen sportbranche."
Nog niet veel bestuurders van sportverenigingen zullen kennis hebben genomen van het advies 'De opstelling op het speelveld', dat in november 2020 door de Nederlandse sportraad werd uitgebracht en op 19 november aan de minister van Sport en de partners van het Nationaal Sportakkoord werd overhandigd. Het belangrijkste advies is sport als publieke voorziening aan te merken. Dit zal haar uitwerking moeten vinden in een wet, de Sportwet. Het advies bevat een aantal aspecten dat gericht is op de versterking van de sportbranche, waaronder professionalisering en brancheontwikkeling.
Het advies dat door de minister van Sport is aangeboden aan de Tweede Kamer bevat feitelijk de eerste organisatieaanpassing van de sport in Nederland, na de oprichting van de NSF in 1959! De onderzoekers constateerden tijdens hun onderzoek dat ‘de sport’ niet beschikt over een gezamenlijke visie en agenda; ook ontbreekt er een gezamenlijke branche-vertegenwoordiging.
De huidige organisatie van de sport in Nederland is historisch gegroeid. Zij bestaat uit private sport-aanbieders, zowel ondernemers (commercieel) als sportverenigingen en andere private organisaties. Zij werken niet samen. De NLsportraad adviseert de oprichting van een nieuwe koepelorganisatie die de gezamenlijke belangen van de gehele sportbranche vertegenwoordigt.
De huidige financiering is zonder een wettelijke verankering. Volgens de opstellers van het advies voldoet de financieringsstructuur niet meer. Als voorbeeld wordt genoemd dat gemeenten zelf een deel van het sportaanbod leveren, dat als een vorm van marktfalen wordt omschreven. Deze situatie maakt het ingewikkeld om te kunnen spreken over een gelijk speelveld, zoals bedoeld in de Wet markt en overheid.
In het advies wordt gesignaleerd dat de financiering van de sport in Nederland transparanter zal moeten worden en passen binnen wet- en regelgeving, Nationaal en Europees. De huidige subsidiëring van de (rijks-)overheid en de toedeling van de loterijopbrengsten aan NOC*NSF, kan al een tijd niet aan deze toets voldoen. Mede om die reden is het advies de financiële middelen voor de sport vanuit de rijksoverheid in de toekomst te laten verdelen door een (onafhankelijk) zelfstandig bestuursorgaan (zbo).
Dat betekent dus twee nieuwe organisaties die los van elkaar opereren: een koepelorganisatie die het netwerk van diverse sportaanbieders verbindt, met een gezamenlijke visie, agenda, en als vertegenwoordiger de belangen van de sportorganisaties behartigt. En een onafhankelijk, zelfstandig bestuursorgaan die de financiële middelen verdeelt.
De basis van het advies voor een vernieuwde sportorganisatie in Nederland, betreft sport te zien als een publieke voorziening. Daar is de expliciete steun van een sterke overheid voor nodig. Een overheid die de branche helpt bij de ontwikkeling naar die publieke voorziening door daarin te investeren. Sport wordt hiermee gelijkgetrokken met welzijn, gezondheid en cultuur die wel een wettelijke borging kennen. Die borging biedt de beste garantie om (1) structureel beleid te voeren, (2) de kwaliteit van het sportaanbod te bewaken en verhogen en (3) in te grijpen op marktfalen.
Zowel organisatorisch als financieel zal een wettelijke basis van de sport in verschillende opzichten voor de sportverenigingen positief uitwerken. In de vernieuwde sportorganisatie krijgen de sportaanbieders de verantwoordelijkheid voor het leveren van kwalitatief goed sport- en beweegaanbod en voor talent- en topsportprogramma’s. Omdat dit (straks) wettelijk is vastgelegd heeft de overheid de verplichting te faciliteren (lees goede accommodaties beschikbaar te stellen) en structureel te financieren.
Hoe? Door te gaan investeren in het professionaliseren van de sportbranche. Dat is noodzakelijk om het bereik te vergroten, de kwaliteit van het aanbod te verhogen en professionele begeleiding te bieden.
"De sterke positie van de sportverenigingen ligt in het feit dat zij aan de basis staan van de fysieke ontwikkeling van ieder jong mens"
Die professionalisering biedt sportverenigingen de mogelijkheden om de transitie door te voeren van vrijwilligersorganisatie in de sport naar professionele sportaanbieder, met een kwalitatief- en kwantitatief voldoende bezetting van bestuursfuncties, ondersteunt door uitvoerend kader en voldoende vrijwilligers. Voor het goed opgeleide technisch kader zijn er goede arbeidsvoorwaarden, gelijk aan die in andere sectoren. Dit alles leidt tot toekomstbestendige sportverenigingen.
Niet onbelangrijk hierbij is dat de voorgestelde vernieuwing ten aanzien van de toekenning en verdeling van de financiële middelen, een gelijk speelveld doet ontstaan, met in de opstelling nu ook de sportverenigingen!
Het advies ligt er nu. Daarin is het belang van een sportwet goed onderbouwd. Het traject van wetgeving beslaat zo’n twee tot drie jaar; de ervaring leert dat dit wat langer duurt…. In de tussentijd kunnen er voorbereidingen worden getroffen naar de vorming van de nieuw op- en in te richten koepelorganisatie.
Sportverenigingen en ondernemers, de commerciële sportaanbieders, in de sport gaan, aldus het advies, samen optrekken in de koepelorganisatie. Zij kunnen elkaar daarin versterken en aanvullen. Een geprofessionaliseerde sportbranche kan haar maatschappelijk waarde vergroten. Dat kan door sport ook in te zetten in samenwerking met de branches in het onderwijs, kinderopvang, jeugdzorg, zorg, preventie en welzijn.
De sterke positie van de sportverenigingen ligt in het feit dat zij aan de basis staan van de fysieke ontwikkeling van ieder jong mens. Wanneer die ervaring goed is, dan legt dat de basis van een leven lang sporten. Dat hoeft dan niet een leven lang bij een sportvereniging te zijn; dat kan bij een van de vele commerciële sportaanbieders en/of het kan ook individueel of in een groep in de openbare ruimte, zoals wandelen, hardlopen, fietsen, schaatsen/skaten etc.
In het nieuwe stelsel dat wordt beoogd in het advies van de NLsportraad wordt iedereen een winnaar: de samenleving, de sporter, de overheid, gemeenten, sportbonden, NOC*NSF, commerciële sportaanbieders en niet op de laatste plaats de sportverenigingen.
Dat zit zo: de huidige organisatie en financiering van de sport, is er in de afgelopen twintig jaar niet in geslaagd om het aantal vitale sportverenigingen (naar de criteria van het Mulier instituut) uit te breiden. Slechts 25% van hen is vitaal. Wanneer de ambitie gesteld wordt op 25% meer vitale sportverenigingen in 2030 in Nederland, dan betekent dat 6.000 meer sportverenigingen zich kunnen gaan ontwikkelen naar een vitale en ondernemende – naar de samenleving gerichte- sportaanbieder. Zij kunnen er met elkaar voor zorgen dat meer jeugd en meer volwassenen gaan sporten in wijken van steden waar dit nu nog achterblijft.
De sportvereniging, wie is daar niet groot mee geworden?
Jan Raateland heeft ruime ervaring als sportbestuurder in diverse functies en is pleitbezorger van het versterken van sportverenigingen in Nederland. Lees meer in zijn auteursprofiel.