Beweegarmoede is vooral binnen de sportparochie in het vizier

Tweede Kamerleden spraken tijdens rondetafelgesprek met de brede sportsector over oplossingen voor bewegingsarmoede

Het ging in de Tweede Kamer in Den Haag even over sport en bewegen. Dat podium van het rondetafelgesprek over bewegingsarmoede pakten de uitgenodigde 16 vertegenwoordigers uit de sportsector met beide handen. In het gesprek met Kamerleden ging het over ambities, een stip op de horizon, de Rijke Schooldag, een Sportwet, het versterken van begeleiders, bredere samenwerking en vooral de noodzaak om in actie te komen. Dat in Nederland iets moet gebeuren aan beweegarmoede was voor iedereen duidelijk, de tafel zat immers vol met sport-believers.

Guido Davio, directeur van de Nevobo, legde de vinger op de zere plek met een wedervraag aan de Kamerleden. "We zijn het zo ongelofelijk eens in de parochie waar we nu ook met elkaar in preken, dat ik alleen na kan denken over: wat is er blijkbaar anders nodig dan wat we al vandaag tegen elkaar gezegd hebben?", zei hij in zijn bijdrage. "Want ik verwacht eigenlijk niet u dat van mij of van de sprekers voor mij nieuwe dingen gaat horen", vervolgde Davio. Hij betoogde dat gezamenlijke ambitie en regie nodig zijn om voor een doorbraak. "Het risico bestaat dat we nog langer aan beweegtafels gaan zitten en nog langer gaan zeggen dat het heel erg nodig is, maar laten we vooral aan de slag gaan. We staan nu op een fantastisch punt: duidelijker dat het nodig is wordt het niet", klonk hij mouw opstropend.

Gezondheidsbescherming

Dat sport in Den Haag een dunne basis heeft als gespreksonderwerp, illustreerde Michael van Praag eerder al met een vraag aan de sport enthousiaste Kamerleden Michiel van Nispen (SP), Rudmer Heerema (VVD), Jeanet van der Laan (D66), Lisa Westerveld (GroenLinks) en Inge van Dijk (CDA). "Wat gebeurt er als u straks na vier jaar weg bent?" De voorzitter van de NLsportraad herhaalde daarom nog maar eens de standpunten uit de eerdere adviezen om de sportsector duurzamer te organiseren en met ambitieuzere doelstellingen de vrijblijvendheid eraf te halen. Collega-NLsportraadslid Erik Scherder voegde daar nog een advies aan toe. "De overheid moet de aanpak niet zien als preventie of gezondheidsbevordering, maar als gezondheidsbescherming."

Op de vraag van Michiel van Nispen wat de overheid in de komende vier jaar kan doen, gaf Scherder aan dat vanuit wetenschappelijke studies is gebleken dat het onderbreken van lang zitten veel winst kan opleveren. Hij stelde daarom voor beginnende bij scholen kinderen vaker na een half uurtje worden geprikkeld even drie minuten op te staan en te bewegen. "Dat geldt natuurlijk ook voor volwassenen. Met het hybride werken zijn we ook thuis minder gaan bewegen. Help als overheid mee om het mogelijk te maken voor werknemers om overdag te sporten. Nu is de houding vooral: de burger beslist zelf, maar als dat zou werken dan hadden we die twee pandemieën niet gehad", zei Scherder verwijzend naar de pandemie van inactiviteit naast de coronapandemie.

'Sportwet geen kwestie van betutteling'

Van Praag verwees bij de aanpak voor de korte termijn naar het belang van de start met een sportwet, waar in de Tweede Kamer al brede steun voor was. "Het maken van een nieuwe wet duurt zeven tot acht jaar. Begin daar nu alvast mee, want dat moet geregeld worden." Nike Boor, directeur Fonds Gehandicaptensport, sloot zich in zijn bijdrage aan bij die roep om een sportwet. Voor zijn achterban, de ruim 1,7 miljoen sporters met een beperking, zou een sportwet volgens hem het verschil kunnen maken. "Een sportwet die rechtsgelijkheid biedt, is geen kwestie van betutteling maar pure noodzaak. Mijn ambitie vandaag is een coalitie in sport en bewegen te smeden voor een eerlijke toekenning van aandacht en middelen. Een coalitie die samen met uw Kamer werkt aan de ontwikkeling van de sportwet. En een coalitie die zorgt dat we in 2030 een gelijkwaardige sportparticipatie hebben bereikt voor mensen met een beperking. En zo samen te zorgen dat bewegingsarmoede in 2030 voor deze kerngroep tot het verleden behoort."

"Het risico bestaat dat we nog langer aan beweegtafels gaan zitten en nog langer gaan zeggen dat het heel erg nodig is, maar laten we vooral aan de slag gaan"

Guido Davio - Directeur Nevobo

Over de noodzaak van die sportwet bestaat ook binnen de sportsector nog volop discussie, zo bleek ook tijdens het rondetafelgesprek. Erik Lenselink, Manager Corporate Affairs NOC*NSF, benoemde in zijn bijdrage het onlangs opgezette sectoroverleg waarin wordt gesproken over een gezamenlijke agenda sport en bewegen. Hij ziet in de rijke schooldag, zoals benoemd in het regeerakkoord, een kans voor de sport om aan te haken op het onderwijs. "Kwaliteit van begeleiding is volgens mij de crux om mensen aan het sporten en bewegen te houden. Of daar een sportwet voor nodig is? Dat zou kunnen. Ik denk dat het belangrijk is om daarover het gesprek te voeren van wat je daar exact mee wil bereiken en hoe verhoudt zich dat tot andere wetgeving waarin je de sport misschien in zou kunnen stoppen."

Honderd procent bereik door gymdocent

Als manager van de ALO Amsterdam was Thom Terwee het volledig eens met de opmerking van Lenselink over de kwaliteit van sportbegeleiders. Hij benadrukte ook het belang van het onderwijs om kinderen vaardiger in beweging te maken. “Alle kinderen gaan naar de basisschool. De gymdocent is de enige professional met een honderd procent bereik als het gaat om het in beweging krijgen van kinderen.” Hij benoemde daarbij nog een plek tussen de sport en de school waar winst valt te behalen: de openbare ruimte. "We moeten gezamenlijk nadenken over hoe we de buitenruimte zo inrichten dat minder vaardige mensen ook in beweging komen." Lees ook dit interview met Cees Klaasen, directeur KVLO, over het idee van '2+1+1'.

Maatwerk in de wijk

De grootste uitdaging ligt dan ook in het verleiden van mensen die nog actief zijn. In dat licht gaf Andre de Jeu gaf namens de Vereniging Sport en Gemeenten aan dat voor veel mensen de afstand tot de sport nog groot is. "Sport als dagelijks onderdeel van het leven gaat veel verder dan het vertellen waar het beweegaanbod te vinden is. Voor de doelgroep waar de grootste winst te behalen valt, mede door sportief participeren, zal het dichtbij in de wijk georganiseerd moeten worden. Covid-19 heeft ons laten zien dat een veilige en sportieve ruimte daarbij van groot belang is." Maatwerk op wijkniveau is daarom nodig om daar verandering in aan te brengen. Op individueel niveau is maatwerk even belangrijk. Cees Vervoorn, die als manager Manager Toegepaste Wetenschap bij Kenniscentrum Sport & Bewegen was aangeschoven, merkte daar nog over op: "Als je tegen sommige mensen ‘sport’ roept dan zullen ze niet in beweging komen, maar zeg je: heb je zin om koffie te drinken met je buurman dan wel."

De sport minnende Kamerleden kregen zo in drie uur tijd vanuit de sportparochie nog meer praktijkvoorbeelden, ambities en stevige pleidooien aangereikt. Nu kunnen zij in de Tweede Kamer en in hun eigen fracties verder preken over het probleem bewegingsarmoede.