Begin april ontvouwde de Nederlandse Sportraad de uitwerking van het eerdere advies voor de toekomst van de sport. De raad gaf een nieuw kabinet het advies om fors meer in sport te investeren, in een eerste regeerperiode al bijna een miljard euro, en een start te maken met een sportwet. De NLsportraad legt hiermee ambitieuze plannen op tafel voor de formatie. "Ambitieus is nog eufemistisch uitgedrukt", reageert Tweede Kamerlid Rudmer Heerema (VVD) op het adviesrapport. "Ik ben blij dat dit er ligt, maar ik denk er op onderdelen anders over."
Heerema deelt de ambitie van de NLsportraad om een grotere rol voor de sport in Den Haag voor elkaar te krijgen. Het moment van publiceren van het 'Addendum De Opstelling op het Speelveld' is wat hem betreft ook logisch gekozen, nu het spel van de formatie nog in volle gang is. Hij ziet dat de raad in die 'sportlobby' ten opzichte van eerdere formaties een positieve verandering teweeg heeft gebracht. "Voorheen was de lobby vanuit de sport naar het regeerakkoord geregeld met een brief van de KNVB en NOC*NSF en misschien nog een sportbond. Nu ligt er gewoon een advies van een officieel adviesorgaan van de overheid. Een heel ambitieus stuk wat serieus genomen moet worden door de onderhandelaars die iets zeggen over sport. Feit is dat sport door corona zwaarder op de kaart staat. Dan helpen dit soort, noem het toch maar lobbyinstrumenten, om hopelijk andere partijen daarin mee te krijgen."
Bij het lezen van het advies kreeg Heerema de indruk dat een sportwet voor de NLsportraad een doel op zich is. Over de noodzaak van een sportwet die Bernard Wientjes eerder al uitlegde, denkt het VVD-kamerlid duidelijk anders. "Ik zou het zonde vinden als we veel energie stoppen in het schrijven van een sportwet, wat jaren en jaren gaat duren voor het vorm krijgt. Die energie stop ik liever in dat het versterken voor de sport in Nederland." Hij sluit echter niet uit dat een sportwet een gevolg kan zijn van het werk wat nu al in de Tweede Kamer wordt verricht voor de sport. "Het gaat mij erom dat we sportbonden sterker maken zodat zij verenigingen kunnen laten bloeien. Dat vind ik veel belangrijker dan het doel van een sportwet."
In plaats van wachten op een sportwet, moet wat Heerema betreft al op korte termijn ingegrepen worden in de organisatie van de sport. Hij wijst daarvoor al naar de lokale sportakkoorden, waar binnenkort een evaluatie van wordt verwacht. "Ik ben daar niet heel erg optimistisch over als ik zie en hoor wat op lokaal niveau met de sportakkoorden gebeurt. Er zijn zeker pareltjes met mooie dingen, maar uiteindelijk moet het resultaat zijn dat er meer badmutsen in het zwembad liggen en meer hockeysticks op de velden komen." Als blijkt dat de sportdeelname door lokale inspanningen niet is vergroot, mag volgens Heerema worden geconcludeerd dat die route niet voldoende is geweest. "Dan hebben we een keuze: gaan we die lokale sportakkoorden anders inrichten en zwaarder versterken vanuit het Rijk? Of zeggen we vanuit Den Haag dat we zo sport zo belangrijk vinden dat we een deel van de organisatie naar ons toe trekken, bijvoorbeeld de contacten met sportbonden. Dat is een logische discussie om straks te voeren."
"Waar de sport last van heeft is dat door het gedecentraliseerde beleid alles zo verschillend is geregeld. Daar zouden we vanaf moeten"
Het past natuurlijk ook niet in het liberale gedachtengoed van de VVD om alles in wetten vast te leggen. Heerema heeft dan ook de sterke overtuiging dat de samenleving een sportwet niet nodig heeft omdat de sport al zo goed is georganiseerd. "Waar de sport last van heeft is dat door het gedecentraliseerde beleid alles zo verschillend is geregeld. Daar zouden we vanaf moeten. Je regelt met een wet dat het op lokaal niveau hetzelfde moet worden."
Aan de andere kant van het politieke spectrum zijn de linkse partijen SP, GroenLinks en PvdA juist duidelijk voorstander van een sportwet omdat het de overheid niet lukt om Nederlanders met lagere inkomens aan het sporten te krijgen.
Waar Heerema zich wel in kan vinden is de forse extra investering die de NLsportraad adviseert. Hij vraagt zich daarbij overigens nog af of een verdrievoudiging van het sportbudget realistisch is als inzet. Het neemt wat hem betreft niet weg dat hij elke extra investering in sport toejuicht en dat hij in de plannen van de NLsportraad al punten genoemd zag die hij ook ondersteunt. Zo denkt hij dat het verstevigen van de positie van sportbonden en verenigingen extra aandacht verdient, net als het in beweging krijgen van ouderen en het zorgen voor talentontwikkeling.
De grote vraag blijft, zeker aan de formatietafel, waar dat extra geld vandaan moet komen. Heerema deelt daarom de visie van de NLsportraad dat sport bij alle departementen moet worden ondergebracht. "Ik wilde al de portefeuille bewegingsonderwijs bij OCW hebben, kansspelen bij Justitie, evenementen bij Economische Zaken. Juist om sport vanuit diverse ministeries aan te vliegen. Ik ben het wat dat betreft helemaal met Michael van Praag eens dat je VWS niet alleen verantwoordelijk kunt maken voor het brede belang wat sport heeft."