Sport is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een belangrijke en groeiende economische tak. Aan de hand van de vijfde editie van zijn boek ‘Sport en economie: samen in de spits’ lichtte sporteconoom Trudo Dejonghe in vakblad Sport & Strategie vijf ontwikkelingen op de Nederlandse en Vlaamse sportmarkt toe.
Trudo Dejonghe, sporteconoom aan de Campus Carolus Antwerpen van de KU Leuven, schreef vorig jaar de vijfde editie van zijn boek 'Sport en economie: samen in de spits'. Deze vuistdikke bijbel is bedoeld als inleiding voor studenten in de sportgerelateerde studiedomeinen, als lectuur voor mensen in het professionele sportlandschap en voor alle anderen die geïnteresseerd zijn in de sportwereld. In gesprek met journalist Benedict Vanclooster gaf Dejonghe in vakblad Sport & Strategie editie 5-2019 al een inkijkje in zijn verzamelde data en zijn inzichten op de sportmarkt.
Als Dejonghe zijn vergelijkt met die van de eerste editie, uit 2004, dan valt hem in de eerste plaats op hoezeer de verhouding tussen topsport en breedtesport is veranderd. "In 2004 ging het boek hoofdzakelijk over topsport, met slechts links en rechts verwijzingen naar de breedtesport, terwijl in de nieuwe editie breedtesport al bijna de helft van het boek inneemt." Dat veranderde evenwicht is volgens de sporteconoom een weergave van een evolutie van de afgelopen decennia in de lage landen. Als sport al een onderwerp van onderzoek was dan lag de focus vanuit de Amerikaanse traditie vooral op topsport. "Met breedtesport hielden de Amerikaanse economen zich niet bezig. Dat is vandaag de dag trouwens niet anders: breedtesport bestaat aan de overkant van de oceaan hoegenaamd niet."
De toegenomen aandacht voor breedtesport in de sporteconomie in Vlaanderen en Nederland schrijft Dejonghe toe aan een ontwikkeling op de sportmarkt die werd aangestuurd vanuit de overheid. "De overheid hecht meer belang aan sport dan vroeger en is haar rol nadrukkelijker gaan opnemen." Dat heeft volgens Dejonghe alles te maken met de sociale markteconomie waarin wij leven. "Dat betekent dat de overheid de ziektekosten betaalt, vandaar dat ze er alle belang bij heeft dat die kosten worden gedrukt. In Amerika daarentegen worden de mensen niet onderhouden door de overheid. Bij ons is de politiek de link gaan leggen tussen sport en gezondheid. De obesitasplaag heeft daar veel mee te maken. In Vlaanderen is inmiddels 18 procent van de bevolking zwaarlijvig en heeft in totaal 51 procent overgewicht. In Nederland kampt 49 procent met overgewicht, inclusief 14 procent mensen met obesitas. Als het over oplossingen voor die problematiek gaat, dan merk je dat de term ‘bewegen’ meer en meer in het discours voorkomt. En bewegen, dat is breedtesport."
Dat sport als economische sector is gegroeid, heeft ook te maken met het feit dat een deel van de bevolking nu de koopkracht heeft. "Sport is een luxeproduct", merkt Dejonghe op. "Het is wat we in de economie een ‘afgeleide vraag’ noemen. Je gaat meer aan sport doen als je geld over hebt. Er is een deel van de bevolking dat de koopkracht heeft en die mensen vinden dat ze in hun schaarse vrije tijd zichzelf moeten overwinnen. In landen als Roemenië, Bulgarije, Armenië of Albanië is sport geen issue, zij hebben andere problemen aan hun hoofd."
Mede door de groei van de breedtesport heeft ook de sportgoederenindustrie een hoge vlucht genomen. Het aandeel van de internationale handel van sportgoederen in de EU, geselecteerd (op basis van de Vilniusdefinitie van sport), vertegenwoordigde in 2016 al 20,5 miljard euro of 0,7 procent van de totale handel.
Dejonghe is ervan overtuigd dat de markt zal blijven groeien. "Als het over de productie van niet-duurzame sportgoederen gaat, hebben Vlaanderen en Nederland nog amper een rol te vertolken, stelt Dejonghe vast. "Die industrie heeft de globaliseringsgolf van de algemene economie gevolgd. Alle goederen waarvan de productie niet hoogtechnologisch is, zoals sportschoenen of truitjes, worden in Zuidoost-Azië gemaakt, omdat de loonkosten er laag zijn én omdat de mensen die goederen goedkoop willen hebben. Dat is de algemene tendens, al vormt sport daarop de uitzondering: sportgoederen zijn níét goedkoop, er worden dus enorme winstmarges op genomen."
Volgens Dejonghe ligt voor Nederland en Vlaanderen daarom de toekomst in de innovatieve sectoren, waar hoogtechnologisch materiaal zoals de nieuwste polsstokken, baanfietsen en kunstgras wordt ontwikkeld. Die innovaties kunnen goed van pas komen bij de grote sportevenementen, die Dejonghe ‘zeepbellen’ noemt. Hij pleit er voor om daar meer focus op te leggen in plaats van op het binnenhalen van die grote toernooien. "De sector heeft een enorme toekomst, want sport wordt steeds professioneler, er zal steeds meer geld in omgaan. In Zuidoost-Azië ligt een nieuwe booming markt klaar om te worden veroverd: potentieel één tot twee miljard nieuwe consumenten die aan de wereld zullen willen tonen dat ze er zijn. Ze zullen alle grote evenementen willen organiseren, maar ze hebben de knowhow niet om dat te doen en het ontbreekt ze ook hoogtechnologisch geproduceerd materiaal. Dan is het aan Europa en Amerika. De Belgische en Nederlandse industrie kunnen maar beter samenwerken om sterk te staan en zich gezamenlijk aan die organisatoren te kunnen aanbieden."
Nieuwsgierig naar meer inzichten en cijfers van sporteconoom Trudo Dejonghe? Bestel dan zijn boek boek 'Sport en economie: samen in de spits' nu direct.